Lezersrecensie
Twee vrouwenlevens
Recensie
Doireann Ní Ghríofa
Een geest in de keel (or. 2020, vert. 2021)
Vertaald door Caroline Meijer
Uitgeverij Van Oorschot
Door: Ton IJlstra
Een geest in de keel van de Ierse schrijfster Doireann Ní Ghríofa is haar prozadebuut. Het gaat over een vrouw met een druk gezin die al in haar jeugd bekend raakt met de 18e eeuwse weeklacht (om doden te bezingen) Caoineadh airt uí laoghaire (rouwklacht om Art Ó Laoghaire) door Eiblhlín Dubh Ni Chonaill. Haar plan om een goede vertaling te schrijven (Iers naar Engels) misluktt. Ze ontwikkelt een dweperige passie voor het gedicht en nu ze een volwassen vrouw is en moeder van vier obsedeert het gedicht nog steeds. Ze ontdekt dat de persoonlijke geschiedenis van Eiblhlín Dubh, onderbelicht blijft in het onderzoek en ze wordt gegrepen door het idee om die persoonlijke geschiedenis in caleidoscopische vorm boven water te krijgen. Haar speurtocht beslaat het grootste deel van het verhaal. Ze gebruikt documenten die ze opduikt in archieven die ze tussen en tijdens haar drukke werkzaamheden als moeder van vier opspoort. Tijdens deze speurtocht associeert ze zichzelf meer en meer met haar 18e eeuwse sexegenote. Met enige regelmaat verplaatst ze zich met een zodanige intensiteit in dat personage dat de geest van deze vrouw “in haar keel rondspookt” zodat ze even kan vluchten uit haar alledaagse drukke leven.
Dat laatste is een van de essenties van het boek. De 18e eeuwse vrouw met een gepassioneerde geschiedenis in tegenstelling tot de ik-figuur die een druk maar oppervlakkig leven leidt. De schrijfster wekt wel de suggestie van parellellen in het leven van de ik-figuur met dat van Eiblín Dubh maar die blijken maar zeer beperkt aanwezig. Veel, teveel, thema’s worden aangeraakt en worden niet uitgewerkt. De rollen van mannen en vrouwen worden telkenmale benoemd maar hier wordt niet diep gegraven en er ontbreekt een lezenswaardige uitwerking. Suggesties omtrent beider kinderrijke levens komen aan de oppervlakte maar blijven daar drijven. De angst en de begeerte die de klaagzang onderbouwen komen flauwtjes terug in haar eigen leven, maar te incidenteel om van een daadwerkelijke congruentie te kunnen spreken. Zo strooit de schrijfster met aanwijzingen die bij nader onderzoek geen spoor opleveren. Er komen weinig andere personen voor in het boek. Het ik-perspectief is dusdanig geserreerd dat ook personen die dicht bij haar staan zoals haar man of haar kinderen ons worden getoond op afstand maar die als personages niet verder worden ontwikkeld. De schrijfster neemt de lezer als een camera op haar schouder. We mogen alles van haar weten maar de scherpstelling is op de schrijfster en andere personen worden geblurd en zijn tamelijk uni-dimensionaal. Dit ondanks het feit dat in haar persoonlijke leven belangrijke en dramatische gebeurtenissen plaatsvinden. We leren alles over haar sentimenten en weinig over die van andere personages. Deze keuze maakt het boek toch alleen maar boeiender. Het wordt een soort van persoonlijke geschiedenis, bijna een monologue intérieur. De ik-figuur leeft gedurende een zekere periode samen met het gedicht en het seipelt door op belangrijke momenten in haar leven.
Bij vlagen maakt de schrijfster gebruik van een rijk en prachtig proza. Dankzij die pieken in de tekst is het boek zeer lezenswaardig. Een compliment voor de vertaling van Caroline Meijer omdat zij erin slaagt ons mee te nemen in deze prozaïsche stroomversnellingen.
Het boek bevat integrale weergaven van het gedicht in het Iers, Nederlands en het Engels.
Doireann Ní Ghríofa
Een geest in de keel (or. 2020, vert. 2021)
Vertaald door Caroline Meijer
Uitgeverij Van Oorschot
Door: Ton IJlstra
Een geest in de keel van de Ierse schrijfster Doireann Ní Ghríofa is haar prozadebuut. Het gaat over een vrouw met een druk gezin die al in haar jeugd bekend raakt met de 18e eeuwse weeklacht (om doden te bezingen) Caoineadh airt uí laoghaire (rouwklacht om Art Ó Laoghaire) door Eiblhlín Dubh Ni Chonaill. Haar plan om een goede vertaling te schrijven (Iers naar Engels) misluktt. Ze ontwikkelt een dweperige passie voor het gedicht en nu ze een volwassen vrouw is en moeder van vier obsedeert het gedicht nog steeds. Ze ontdekt dat de persoonlijke geschiedenis van Eiblhlín Dubh, onderbelicht blijft in het onderzoek en ze wordt gegrepen door het idee om die persoonlijke geschiedenis in caleidoscopische vorm boven water te krijgen. Haar speurtocht beslaat het grootste deel van het verhaal. Ze gebruikt documenten die ze opduikt in archieven die ze tussen en tijdens haar drukke werkzaamheden als moeder van vier opspoort. Tijdens deze speurtocht associeert ze zichzelf meer en meer met haar 18e eeuwse sexegenote. Met enige regelmaat verplaatst ze zich met een zodanige intensiteit in dat personage dat de geest van deze vrouw “in haar keel rondspookt” zodat ze even kan vluchten uit haar alledaagse drukke leven.
Dat laatste is een van de essenties van het boek. De 18e eeuwse vrouw met een gepassioneerde geschiedenis in tegenstelling tot de ik-figuur die een druk maar oppervlakkig leven leidt. De schrijfster wekt wel de suggestie van parellellen in het leven van de ik-figuur met dat van Eiblín Dubh maar die blijken maar zeer beperkt aanwezig. Veel, teveel, thema’s worden aangeraakt en worden niet uitgewerkt. De rollen van mannen en vrouwen worden telkenmale benoemd maar hier wordt niet diep gegraven en er ontbreekt een lezenswaardige uitwerking. Suggesties omtrent beider kinderrijke levens komen aan de oppervlakte maar blijven daar drijven. De angst en de begeerte die de klaagzang onderbouwen komen flauwtjes terug in haar eigen leven, maar te incidenteel om van een daadwerkelijke congruentie te kunnen spreken. Zo strooit de schrijfster met aanwijzingen die bij nader onderzoek geen spoor opleveren. Er komen weinig andere personen voor in het boek. Het ik-perspectief is dusdanig geserreerd dat ook personen die dicht bij haar staan zoals haar man of haar kinderen ons worden getoond op afstand maar die als personages niet verder worden ontwikkeld. De schrijfster neemt de lezer als een camera op haar schouder. We mogen alles van haar weten maar de scherpstelling is op de schrijfster en andere personen worden geblurd en zijn tamelijk uni-dimensionaal. Dit ondanks het feit dat in haar persoonlijke leven belangrijke en dramatische gebeurtenissen plaatsvinden. We leren alles over haar sentimenten en weinig over die van andere personages. Deze keuze maakt het boek toch alleen maar boeiender. Het wordt een soort van persoonlijke geschiedenis, bijna een monologue intérieur. De ik-figuur leeft gedurende een zekere periode samen met het gedicht en het seipelt door op belangrijke momenten in haar leven.
Bij vlagen maakt de schrijfster gebruik van een rijk en prachtig proza. Dankzij die pieken in de tekst is het boek zeer lezenswaardig. Een compliment voor de vertaling van Caroline Meijer omdat zij erin slaagt ons mee te nemen in deze prozaïsche stroomversnellingen.
Het boek bevat integrale weergaven van het gedicht in het Iers, Nederlands en het Engels.
2
Reageer op deze recensie