Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Hebban vandaag

Interview /

Allard Schröder: 'Schrijf eerst tweeduizend pagina's, gooi ze dan weg'

door Hadassa Lok 18 reacties
De man die Ilja Leonard Pfeijffer 'onze meest begaafde stilist' noemt, moest ik in eerste instantie even googelen: Allard Schröder. Nieuwsgierig begon ik aan een van zijn romans: 'De dode arm' (2013). De zorgvuldig gecomponeerde vertelling verraste me met haar internationale allure. Als ik het Schröder vertel, haalt hij bescheiden de schouders op: 'Het is gewoon hier aan het raam geschreven.'

Dat raam bevindt zich in zijn appartement aan de Amsterdamse gracht, waar ik hem tref. De wanden, gevuld met boeken en kunst, weerspiegelen het koppel dat hier leeft: de een schrijver, de ander werkzaam aan de Rijksakademie van beeldende kunsten. Dit interview is een uitzondering, geeft Schröder toe: 'Ik begrijp wel dat het verstandig is om te doen, maar de openbaarheid vind ik eigenlijk maar niks. Ik ben blij dat er schrijvers zijn die dat wel doen, maar ik ben er niet zo goed in, dat praten.' De bedachtzame spreker heeft echter wel degelijk iets te vertellen.

Hoe is uw schrijverschap begonnen?

'Je wilt schrijven of je wilt het niet. Toen ik een jaar of tien was wilde ik het al. Ik hield van lezen en dacht: ja, dat wil ik ook maken. Dat gaat dan een beetje gisten in zo’n jongenshoofd. Aanvankelijk hield ik het idee voor me, maar het is nooit weggegaan. Als tiener wist ik vrijwel zeker dat schrijven mijn leven zou zijn, ook al wist niet wat dat betekende, wat voor leven dat was.'

Hoe ziet dat leven eruit?

'Het schrijven is deel van mijn leven. Zoals anderen ademhalen, schrijf ik. Ik zit elke dag aan mijn bureau, zeven dagen per week, als het kon acht.'

Bijzonder dat u zo jong al wist wat u wilde.

'Alternatieven die werden aangedragen heb ik nooit overwogen. Nou, ik geef wel veel om muziek. Dat had ik ook een mooi vak gevonden, maar ik weet dat ik daarin niet zou kunnen bereiken wat ik wilde. Dan zou ik degelijke middelmaat zijn en dat is niet goed genoeg.'

Dat klinkt alsof de lat hoog ligt. Hoe is dat bij het schrijven?

'Bij schrijven ligt dat anders.' Schröder werpt een blik op de boekenwand. 'De lat ligt wel hoog, maar het zijn kasten vol met appels en peren, die kun je niet tegen elkaar wegstrepen. Ik voel me wel een beetje klein bij dichters. Hoewel er een bundel van mijn hand is gepubliceerd, noem ik mezelf een vrijetijdsdichter. Dat is anders dan degenen die echt dichters zijn. Het werk is me dierbaar, maar elk gedicht is onbekend terrein voor me. Sommigen zijn er thuis, zoals Ilja Leonard Pfeijffer, een virtuoos. Wat hij kan vind ik bijzonder. Als romancier voel ik me zeker, als dichter niet.'

'Zoals anderen ademhalen, schrijf ik. Ik zit elke dag aan mijn bureau, zeven dagen per week, als het kon acht.'

Welke boeken of auteurs hebben uw werk beïnvloed?

'Ik ben literair groot geworden met de Vijftigers, met name Hugo Claus maakte indruk op me. Daarnaast heeft het existentialisme intellectueel een stempel op me gedrukt, vooral de Franse auteurs speelden daarin een grote rol. De roman L'étranger van Albert Camus resoneerde echt, een gevoel van: "ja, zo!". Het was een heel cultureel pakket dat op je afkwam, je leefde in die atmosfeer. Veel van de oudere Nederlandse auteurs zijn daardoor beïnvloed, dat wordt in de receptie van hun werk vaak over het hoofd gezien. Godot zit ook in mij.' (Godot uit Wachten op Godot van Samuel Beckett, red.)

Wat was uw eerste stap als auteur?

'Ik ben er op kousenvoeten ingeslopen. Mijn eerste werk was geen boek, maar de bewerking van een toneelstuk van George Bernard Shaw. Ik vertaalde dat en mocht er een stuk bij schrijven. Ik heb ook hoorspelen geschreven voor Radio 4, daar verdiende ik geld mee. Ik moest tijd kopen om te doen wat ik wilde: romans schrijven.'

U moest tijd kopen om te beginnen met schrijven?

'Dit is mijn stelregel: als je wilt schrijven, moet je eerst tweeduizend pagina’s schrijven. Die gooi je vervolgens weg. Dan kun je beginnen. Dat heb je nodig om er gevoel voor te krijgen. Als je zomaar begint, brei je een enorm lange sok, zonder dat je weet of daar een voet of een been in past. Als beginnende schrijver is het verleidelijk om bij alles wat je schrijft te denken "dit is het!". Je moet eerlijk tegenover jezelf zijn: het is het heel vaak niet.'

Hoe is dat als ervaren schrijver?

'Als oudere auteur heb ik aan energie ingeboet, maar aan slimheid gewonnen. Vroeger schreef ik op brute force, ik pende me helemaal suf. Die wilde, losse energie is vervangen door een wat slimmere, sluwere manier van schrijven. Je kent bepaalde trucjes. Ik zie de lasnaden en ben vertrouwd met de techniek.

Vroeger ging ik aan mijn bureau zitten en dan wist ik niet wat ik moest doen. Nu ga ik alleen zitten als ik weet wat ik moet doen, en dat is bijna altijd zo. Mijn leeftijd maakt dat ik zuiniger met mijn energie ben. Toch werk ik nog steeds door tot na middernacht, ik ben een nachtmens. 's Middags schrijf ik en 's avonds vanaf een uur of tien.'

Heeft u tijdens het schrijven de regie of wordt u weleens meegesleept door het verhaal?

'Het gebeurt een enkele keer dat ik word meegesleept, vroeger had ik dat vaker. Als dat nu gebeurt, denk ik: oppassen! Dat zijn meestal de pagina’s die ik weggooi. Dat gebeurt bijvoorbeeld als je een detail te groot maakt. Als zoiets ruimte gaat opeisen die het in het ontwerp niet had, dan gaat het uit het lood hangen. De vorm moet wel goed zijn.'

Wat is belangrijk voor die vorm?

'Dat het ritme goed is. Soms is dat een mooi soepel ritme, soms schuilt er juist schoonheid in lelijkheid: een soort hoekigheid in het proza. In weer andere delen moet er bijna een soort parfum hangen … Je kunt diverse registers aanbrengen. Dat maakt een boek ook interessant voor de lezer, het moet in evenwicht zijn.'

Die verschillende registers zie ik terug in De dode arm. Poëtische beschrijvingen afgewisseld met stukken vol actie. En, waar we het nog niet over hebben gehad, de Romantiek: de natuur en de elementen, romantisch verlangen …

'Vroeger las ik veel romantici, onder andere Walter Scott en Honoré de Balzac. Dat is van binnen gaan gisten, borrelen en mengen … Ik ben een romanticus. Niet in de ideologische zin, wel qua techniek. Alles in een boek – sfeer, personages, intrige – moet voor mij een mooi geheel zijn. Als je naar het toneel gaat zijn decor en belichting ook essentieel, je kunt zeggen dat ik daar veel aandacht aan besteed. Om de personages nog scherper contouren te geven. Daarbij moet er ook een soort queeste in zitten.'

Die queeste is in De dode arm een concrete zoektocht van een zoon naar zijn vader, maar ook andere personages zijn ergens naar op zoek.

'Zij verlangen naar verlossing uit hun eigen middelmatigheid. Mensen en hun beperkingen vind je in al mijn werk terug. Dan komt ook de oud-existentialist in mij naar boven. Je bent als mens op een bepaalde plaats in een bepaalde tijd geboren en je zit – of je het nu wilt of niet – vast aan die omstandigheden en je individuele eigenschappen. De personages die rondlopen in mijn romans proberen daaraan te ontsnappen, ook via de verbeelding. Voor veel mensen geldt dat ook.'

'Soms is dat een mooi soepel ritme, soms schuilt er juist schoonheid in lelijkheid: een soort hoekigheid in het proza. In weer andere delen moet er bijna een soort parfum hangen …'

Tegenwoordig leeft het idee dat je alles kunt worden wat je wilt. Is dat niet waar?

'Als musicus zou ik ongeschikt zijn en daar moet ik mee leven. Er worden ons voortdurend succesverhalen voorgeschoteld, maar over de mislukkingen hoor je niet. Als je niet bent toegerust voor een bepaalde droom moet je je weten te verlossen van dat verlangen. Dat is een existentiële kwestie die ook in mijn boeken voorkomt. Daar gaat het niet letterlijk over, als je voortdurend op de trom slaat is het niks. Als lezer moet je het voelen.'

Vindt u dat belangrijk, dat de lezer het voelt?

'Het lezen gaat erom dat je je verliest in het boek. Als schrijver geef je de lezer een duwtje hier, een zetje daar… Dat is literatuur. De schrijver manipuleert de lezer naar een plek waar die hem zijn verhaal kan vertellen.'

In het verhaal van De dode arm vroeg ik me soms af wat werkelijk gebeurde en wat inbeelding was.

'Je moet je laten meenemen, anders kun je net zo goed het telefoonboek gaan lezen. Het is niet nodig dat alles ook in het echt had kunnen gebeuren. Ik ben geen realist, dat vind ik een vruchteloze beperking. De eigen wereld van het boek scheppen, dat is het leuke, een beetje god spelen.'

U speelt in die wereld ook met droom en werkelijkheid. Zijn dromen belangrijk?

'De droom is ook werkelijkheid. Als je ligt te dromen is het ook een werkelijkheid. In de literatuur wordt het onderscheid te groot gemaakt, je hoeft niet alles te kunnen verklaren.

Mensen hebben echte dromen 's nachts en overdag wordt er veel gedagdroomd. Als je al die uren bij elkaar optelt, dan kom je aan een groot deel van je leven. Dat kun je toch niet afdoen als onbelangrijk feit? Dagdromen, dat uitwaaieren van je gedachten en dat je opeens denkt "waar ben ik nu weer terechtgekomen", dat is ook een deel van jezelf.'

Tot slot: protagonist Ernst droomt veel over zijn engelachtige jeugdvriendin Almi. Wij zouden haar waarschijnlijk verstandelijk beperkt noemen, maar door Ernst wordt zij gezien als iemand met een bijzonder vermogen.

'Je kunt Almi zien als belichaming van zijn kindertijd, maar ze is meer dan dat. Ze belichaamt de magie. Ze beheerst het leven op een andere manier dan alle anderen. Ze staat anders in contact met de dingen en wat leeft. Dat is het betoverende aan haar. Wat ziet zij meer dan wij, wat weet zij meer dan wij? Daarbij: ze stamt uit Ernsts heile Welt, een zeldzaam stukje zorgeloze jeugd. Ze is een soort ankerpunt … Nou ben ik toch aan het uitleggen.'

Dat wilde u niet?

'Ik wil dat de lezer gaat lezen! En dan hoop ik dat dat verhaal in het hoofd gaat spoken, dat is mooi. Dat is mijn cadeautje aan de lezer.'

In het najaar van 2022 verschijnt Allard Schröders nieuwste boek: Wenst 2. Het is een vervolg op zijn eerder verschenen Wenst (2009), maar goed los daarvan te lezen. De roman vertelt over zeven levens in de Groningse veenkoloniën halverwege de twintigste eeuw. 'Het begrip "wenst" is Gronings voor een melancholisch gevoel, saudade. "Ik heb wenst," wordt er dan gezegd,' licht Schröder toe. De roman heeft een vertrouwde rode draad: 'Het verlangen van mensen en de hoop op verlossing van dat verlangen.'

Auteursafbeelding: © Stephan Vanfleteren via uitgeverij De Bezige Bij



Over de auteur

Hadassa Lok

1 volger
64 boeken
0 favorieten


Reacties op: Allard Schröder: 'Schrijf eerst tweeduizend pagina's, gooi ze dan weg'

 

Over

Allard Schroder

Allard Schroder

Allard Schröder (1946) is schrijver, essayist en dichter. Hij debuteerde met de ...