Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Hebban vandaag

Interview /

Interview Stephen King

Stephen King is een fenomeen, een gigant die al meer dan vijftig boeken op zijn naam heeft staan. Op zijn 26e schreef hij zijn eerste bestseller Carrie. Lange tijd leefde hij op alcohol en cocaïne, doodsbang dat zijn schrijftalent anders zou wegvloeien. Het bracht hem op de rand van de waanzin, maar het haalde ook de meest lugubere fantasieën bij hem boven. Hij wist ze met geniale schrijvershand te kneden tot horror verhalen die zijn weerga niet kennen. Meer dan 300 miljoen boeken van zijn hand zijn inmiddels verkocht. Onlangs publiceerde hij zijn persoonlijke meesterwerk Lisey’s verhaal. Een boek, uit pijn geboren.

Door John Connolly



Licht & donker hart
Stephen King werkt nog een druif naar binnen en glimlacht gelukzalig. Het is de eerste dag dat zijn nieuwe boek Lisey’s verhaal in de winkels ligt en de binnendruppelende recensies zijn allemaal in hoge mate positief. Het zijn in feite de beste recensies uit zijn hele carrière en zijn opluchting, zelfs 33 jaar na de publicatie van zijn eerste boeken is oprecht en straalt van hem af.
Het plezier dat hij in de recensies heeft, kent veel oorzaken. Het is duidelijk dat Lisey’s verhaal belangrijk voor hem is. Dat is ook de reden dat hij bezig is met zijn eerste promotietoer in zeven jaar om reclame te maken voor zijn boek. Hij weet dat het een van zijn beste boeken is, een prachtig beschreven studie van een lang huwelijk en het verdriet dat volgt op de dood van een echtgenoot. Een verhaal dat tevens het onderzoek is naar de soms wat ambivalente verhouding tussen de schrijver en het creatieve proces.“Elk lang huwelijk heeft twee harten, een licht en een donker hart,”zoals in het boek geschreven staat. En zelfs al is Stephen King zo slim om uit te leggen wat de verschillen zijn met zijn eigen leven, in plaats van de overeenkomsten aan te geven, duidelijk is wel dat Lisey’s verhaal een intens persoonlijk boek voor hem is.
“Ik denk dat het ’t beste boek is dat ik ooit heb geschreven,” zegt hij. “Ik ben ervan overtuigd dat je bij bepaalde boeken een speciaal gevoel hebt. Soms voel ik me als een honkballer, in een match waarbij slechts een honk bezet is. Bij sommige boeken heb ik het gevoel dat er twee honken bezet zijn en iedere keer als ik merk dat er drie honken bezet zijn en iedereen klaar staat om de punten te scoren, dus als ik een Rosie heb geschreven, (N.B. boek van King waarin hoofdpersoon Rose Daniels na veertien jaar mishandeld te zijn door haar echtgenoot, de ellende ontvlucht), dan voelt dat als een openbaring. Om de zoveel tijd schrijf ik een boek waarvan ik denk, wow, nu komt alles samen. Nu heb ik het allemaal in een boek.
Dan voel ik me alsof ik een homerun heb geslagen.”

Bijna fataal ongeluk
Toch beseft King dat Lisey’s verhaal op een haar na nooit was geschreven. In juni 1999 werd King door een bestelauto aangereden toen hij in de buurt van zijn huis in Center Lovell, Maine aan het wandelen was. Hij liep diverse gecompliceerde breuken op aan heup en been, een schedelbasisfractuur en een ingeklapte rechter long. Tijdens de eerste operaties werd er 3 kilo metaal in zijn lichaam geïmplanteerd, die pas in 2001 werden verwijderd. Gedurende zijn revalidatie kocht hij de gewraakte bestelauto en sloeg hem met een honkbalknuppel helemaal in puin. Het verhaal kreeg nog een staartje toen de bestuurder van de vrachtauto, Bryan Smith, het jaar daarop in zijn trailer overleed, op de 21e september, precies op de verjaardag van Stephen King. Het zou het plot van een van King’s boeken kunnen zijn.
Sinds de aanrijding leed hij zeven jaar lang ondraaglijke pijnen en was hij twee keer de dood nabij. Op een gegeven moment kondigde hij zelfs aan dat hij stopte met schrijven, Een beslissing die niet lichtvaardig genomen werd.
Nu, op een koele oktoberavond (2006), zit hij backstage in het vertrek van het Symfonie orkest op Broadway, terwijl een lange rij fans zich buiten langs het pand kronkelt. Sommigen van hen staan al vanaf de ochtend in de rij in de hoop zich van een goede plaats te verzekeren voor King’s enige publieke optreden in New York en om de kans te maken om een van de gesigneerde exemplaren van zijn boek te kunnen veroveren.
Hij ziet er goed uit, gekleed in een jacket met de naam van zijn zoon Owen erop en in de kleuren van zijn geliefde Red Sox (zijn tweede huis in Florida is niet geheel toevallig vlakbij het oefenveld waar de spelers ’s winters trainen). Hij is lang, zijn ogen zijn een tikkeltje te klein voor zijn hoofd, zijn hoofd een tikkeltje te groot voor zijn lichaam. Hij beweegt zich langzaam, hoewel het moeilijk is om te zeggen of dit het gevolg is van zijn verwondingen of van de bezadigde tred die kenmerkend is voor mensen uit zijn geboorteplaats Maine. Hij is komisch en zelf bewust en weet duidelijk welke plaats hij inneemt in de literaire rangorde.
Toch is hij oprecht bescheiden. Terwijl we praten, horen we het geroezemoes van het publiek dat de zaal binnenkomt. In minder dan een uur zal een daverend applaus losbarsten als hij zijn eerste schreden op het podium zet, ogenblikkelijk gevolgd door een golf van toejuichingen, die pas ophoudt als hij gaat zitten en zijn hand opsteekt ten teken van dank. Daar is die unieke auteur die evenveel van zijn fans geniet als zij van hem. Er is iets ontroerends aan de vreugde die zij eraan beleven om samen met hem in dezelfde ruimte te zijn. Als zij applaudisseren, klap ik met hen mee.

Verslaafd aan cocaïne en alcohol
Stephen King werd geboren in Portland, Maine, in 1947. Zijn vader verliet zijn familie toen King nog heel jong was, de zorg voor de twee zonen overlatend aan de moeder. King ontmoette zijn vrouw Tabitha, die ook schrijver is, tijdens een college. Ze hebben nu drie kinderen, twee jongens en een meisje. Jarenlang werkte hij, net als zijn moeder, in een wasserij waar hij lakens en linnengoed van motels en ziekenhuizen waste. Intussen werkte hij aan zijn eerste roman Carrie. Deze kwam in 1973 op de markt en sinds die tijd heeft Stephen King meer dan 50 boeken geschreven, romans, novelles, korte verhalen, bloemlezingen, filmsscripten en scenario’s, fictie en non-fictie. In totaal werden er meer dan 300 miljoen boeken van zijn hand verkocht.
Gedurende lange tijd was hij verslaafd aan drugs en alcohol en de grafrede van zijn moeder sprak hij dan ook in beschonken toestand uit. Hij schreef The Tommyknockers met watten in zijn neus om het bloeden door heftig cocaïnegebruik te stelpen. Dat hij de roman Cujo schreef kan hij zich nauwelijks herinneren. Op een bepaald moment tijdens het interview probeert hij zich wanhopig de titel van het derde boek uit de Donkere Toren serie te herinneren. “Ik heb het geschreven,” zegt hij, “maar in die tijd gebruikte ik veel drugs.” Hij lacht en zucht: “Daarom kinderen, gebruik nooit drugs.”
Uiteindelijk confronteerde zijn vrouw hem met zijn gebruik en gaf hem de keuze tussen zijn familie of zijn verslaving. En hoewel hij doodsbang was dat hij geen pen meer op papier zou kunnen krijgen zonder zijn ‘dagelijks gebruik’ stopte hij met de drugs. In een van zijn non-fictie boeken, Over leven en schrijven, staat beschreven hoe zijn vrouw de vuilnisbak van zijn kantoor voor hem leegstortte. Hij zat vol bierblikjes, lege sigarettenpakjes, cocaïne in flesjes en plastic zakjes en flesjes, cocainelepels vol snot en bloed, valium, Xanax, flesjes Robitussin, hoestsiroop en zelfs flessen mondwater. (Hij dronk liever Scope dan Listerine, omdat het smakelijker en meer pepermuntachtig was).

Pijn
Pas toen hij naar de beschrijving keek van de tot mislukking gedoemde schrijver Jack Torrance in De shining, realiseerde hij zich dat het voornamelijk een zelfportret was en gaf hij zijn verslavingen een vrouwelijke vorm in Misery, waarin een beroemde schrijver gevangen wordt gehouden door de doorgedraaide fan Annie Wilkes. Cocaïne was de Annie Wilkes van Stephen King en het was zijn co-auteur geworden. Tot op de dag van vandaag gaat King naar de bijeenkomsten van de AA en staat hij zichzelf drie sigaretten per dag toe. Met tegenzin gebruikt hij pijnstillende middelen om de lichamelijke ongemakken na het ongeluk te onderdrukken, bang als hij is om weer verslaafd te raken.
Lisey’s verhaal is het verhaal van Lisey Landon, de weduwe van een schrijver die worstelt met de naweeën van haar man’s dood, de schokkende waarheid omtrent zijn jeugd en de bron van al zijn verhalen, terwijl ze ook nog eens lastig wordt gevallen door een wrede, sadistische fan. Het is een boek dat geboren is uit de pijn die King heeft geleden. Twee jaar na het auto-ongeluk en in de veronderstelling dat hij bezig was te genezen, ontdekte men dat het onderste gedeelte van zijn rechterlong blijvend beschadigd was. Hij kreeg longontsteking en de artsen waren genoodzaakt de long uit zijn borst te verwijderen om hem te kunnen opereren.
Tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis kondigde zijn vrouw aan dat ze zijn studeerkamer aan het renoveren was, zodat het klaar zou zijn voordat hij naar huis mocht. Hij werd echter eerder ontslagen dan de renovatie klaar was.
“Ik kon niet slapen omdat ik niet comfortabel kon liggen,” herinnert hij zich, “en op een nacht rond twee uur, met de wind letterlijk rond het huis huilend en met de luiken die tegen de ramen sloegen, ging ik naar mijn studeerkamer en ontdekte ik tot mijn grote schrik dat ik ongeveer 15 kilo was afgevallen die ik helemaal niet kon missen en dat alle boeken van de planken waren, opgeslagen in dozen en alle tapijten waren opgerold en ik voelde me als en geest. Ik keek naar de chaos en dacht, zo zou mijn werkkamer eruit hebben gezien als ik overleden was. Ik voelde me echt een geest en ik dacht, daar zit een verhaal in.”

Te persoonlijk
Ik opper dat Lisey’s verhaal voor zijn vrouw een moeilijke roman is om te lezen omdat de worsteling van de rouwende weduwe om met haar man’s dood in het reine te komen,
pijnlijk dicht bij de realiteit van enkele jaren geleden komt.
King schuift ongemakkelijk in zijn stoel. Het is duidelijk dat hij niet dol is op deze wending in het interview, maar desalniettemin geeft hij antwoord. “Ze is heel zwijgzaam over dit boek, Tabby is normaliter heel openhartig met haar commentaar en geeft me altijd onverbloemd haar mening. Zo recht in je gezicht, huiveringwekkend. Maar na het lezen van dit verhaal was het oorverdovend stil. Ik denk dat het boek haar op een bepaalde manier van slag heeft gemaakt. En laten we het daar bij houden. Het boek is ook behoorlijk verontrustend voor haar.”

Waardering en kritiek
In 2003 kreeg King de ‘National Book Foundation’s medaille’ voor zijn verdienstelijke bijdragen aan de Amerikaanse Letterkunde. Een beslissing die de criticus Harold Bloom tot grote razernij bracht. In een artikel voor de Boston Globe beschreef hij de uitreiking van de prijs aan King als een grot vergissing, waarbij hij King beschreef als een “immens onbekwame schrijver” voor wie zelfs de kwalificatie “schrijver van stuiverromannetjes” te veel eer was. Het was een spectaculair venijnige aanval, maar weinig effectief in de wetenschap dat Bloom waarschijnlijk geen fractie van King’s werk had gelezen en dat wat hij wel gelezen had, door hem geconsumeerd was op de manier waarop een Baptistenpredikant een stapel pornografie doorbladert om een donderpreek voor te bereiden.
King begrijpt oprecht het onderscheid niet tussen literatuur en populaire fictie. Hij wijst erop dat er alleen goede en slechte fictie is, maar het is duidelijk aan hem te merken dat hij zich de kritiek op zijn werk wel degelijk aantrekt.
Shirley Hazard, de winnares van de NBF-medaille in 2004, kruiste ook de degens met King doordat ze alle schrijvers van populaire fictie hekelde die juist werden geroemd in de acceptatiespeech van King toen hij zijn medaille kreeg. Hooghartig stelde Hazard dat zij geen boekenlijstje van King nodig had.

Ambivalentie
De elegante manier waarop Lisey’s verhaal is geschreven lijkt bijna een weloverwogen antwoord op zulke kritiek maar toont bovendien aan dat hij een beter schrijver is dan Bloom en Hazard kunnen of willen bekennen. King is een van de meest scherpzinnige en toegewijde onderzoekers naar de aard en de roeping van het schrijven en het schrijverschap. Schrijvers zijn regelmatig de hoofdpersonen in zijn boeken, waaronder De shining, De duistere kant en Vel over been. Hij beschrijft hen niet als heldhaftige, artistieke figuren. In tegendeel. Er is altijd een sterk gevoel van tegenstrijdigheid in zijn werk over de aard van wat zij voor hun beroep doen. In Lisey’s verhaal wordt er een naam gegeven aan de oorsprong van Scott Landon’s verhalen, Boo’ya Moon, en krijgt die bron ook fysiek gestalte, opgejaagd door de spookbeelden van de dood en door diegenen die volledig voor zijn verlokkingen zijn bezweken. Kortweg, ze zijn letterlijk gevangenen van hun eigen verbeelding.
“Ik sta ambivalent tegenover het schrijverschap,” zegt King. “Je kunt je verbeelding niet in een doos opbergen. Het is geen huisdier. Je moet je erin trainen dat je je verbeelding enkele keren per dag kunt boven halen. Soms lukt dat, soms niet. In de meeste gevallen doet hij exact wat je wilt, maar soms gedraagt hij zich bijzonder slecht. Iedereen die schrijft voor zijn brood kan je vertellen dat het een tweezijdig snijdend zwaard is, dat als je genoeg tijd besteedt aan het werken met je verbeelding en als je het verschrikkelijke dingen laat ophoesten, dan kan je niet zo snel omschakelen. Dan denk je niet, als je kinderen te laat thuiskomen, o ze hebben vast de lotto gewonnen en zijn het ergens aan het vieren. Dan denk je het allerergste dat een mens zich kan indenken. Dus, ja, dan gaat je geest naar sinistere plaatsen.”

Dierenkerkhof
Pet cemetery, de roman uit 1983, waarin een dierenkerkhof in Maine wordt beschreven met de kracht om dode dieren tot leven te wekken, is waarschijnlijk geen roman waaruit ouders hun kinderen graag voorlezen. Na een afschuwelijk auto-ongeluk besluit hoofdpersoon Louis Greed om het lichaam van zijn zoontje Gage, in de aarde van het dierenkerkhof te begraven.
Toch vond ook dit lugubere verhaal haar oorsprong in de eigen ervaringen van King
“Er was echt een dierenkerkhof, vlak naast ons huis,” zegt hij. “Het is nu verdwenen. Toeristen en souvernirjagers hebben het stukje bij beetje meegenomen. Maar alles in
Pet cemetery is, tot op zekere hoogte, waar gebeurd. Het was een dierenbegraafplaats met alles erop en eraan, met kruisen en grafstenen en wij vonden het de leukste, grappigste plek die er bestond. Totdat onze poes Smucky werd overreden en daar werd begraven. Ons huis lag langs een drukke snelweg waar veel vrachtauto’s reden en er was een oude knakker die ons waarschuwde: “Je kan beter voorzichtig zijn met die weg daar, want die weg daar die snoept veel dieren op en je wilt toch niet dat hij je kinderen opsnoept, nietwaar?”
“Toen, in de lente van dat jaar 1979, rende onze zoon Owen die toen 18 maanden was, de weg op terwijl wij aan het vliegeren waren. Ik hoorde een van die vrachtauto’s aan komen denderen en met een snoekduik smakte ik Owen tegen de vlakte. Hij leefde godzijdank nog, in tegenstelling tot Gage Creed in het boek. Maar ik dacht bij mezelf, ik ga het allerergste schrijven dat ik kan bedenken en op die manier houd ik het noodlot buiten de deur. Dus ging ik zitten en schreef Pet cemetery en het verhaal werd nog luguberder dan ik me ooit had kunnen voorstellen. En ik dacht, ik ga dit nooit publiceren. Niemand wil dit lezen, maar het tegenovergestelde was het geval. En dat bewijst allen maar: onderschat nooit de smaak van de lezers.”

Waanzin en irrationaliteit
Aan veel van King’s verhalen ligt de angst voor het irrationele ten grondslag, suggereer ik. Angst voor de mogelijkheid van wanorde en chaos die bezit kan nemen van alledaagse mensen met alledaagse levens: zoals bijvoorbeeld in Mobiel waarin een elektronische impuls de gebruikers van mobiele telefoons verandert in moordlustige maniakken (ofwel Bush-republikeinen, zoals King schertsend zegt). Of neem de jagers in de Droomvanger die door een buitenaardse pestilentie werden overvallen. Of neem het geval van King zelf, de nietsvermoedende wandelaar die vol werd aangereden door een chauffeur die werd afgeleid door zijn hond.
“Ik denk dat we allemaal veroordeeld zijn tot irrationele gebeurtenissen en irrationele mensen en zeker mijn leven, te beginnen met Charles Starkweather, de seriemoordenaar uit de jaren vijftig, tot aan de huidige zelfmoordenaars in Irak, en niet te vergeten 9/11, wordt gemarkeerd door dat soort uitbarstingen van totale waanzin,” zegt King. “Er is een scène in Lisey’s verhaal waarin Scott baanbrekend werk verricht aan een universiteit en er wordt een aanslag gepleegd. En daarbij heb ik zeker gedacht aan John Lennon, hoewel Scott overleeft. Een van de dingen waar ik bang voor ben is het soort waanzin, die uitbarsting van irrationaliteit waar geen verdediging tegen mogelijk is. Plotseling is het door, recht voor je neus, en je kan er niets tegen doen.”

Toekomst
King is al bezig aan zijn volgende roman. Al zijn sombere gedachtes over vroegtijdige pensionering zijn voorgoed uitgebannen. Hij legt uit dat als hij niet schrijft, hij geïrriteerd raakt, aan slapeloosheid lijdt en rondhangt in het huis waar hij zijn vrouw voor de voeten loopt.
“Er staat een prachtige zin in Philip Roth’s boek Everyman, waarin hij zegt “Amateurs wachten op inspiratie en de rest van ons staat op en gaat aan het werk.” En zo is het ook.
En na het schrijven van Lisey’s verhaal dacht ik dat de kans dat mijn volgende boek even goed wordt als Lisey’s verhaal of dat het me een even goed gevoel gaat geven, behoorlijk klein is. Maar tegelijkertijd dacht ik, het is beter dan niets…”



Over de auteur

Hebban Crew

2542 volgers
0 boeken
0 favorieten
Hebban Crew


Reacties op: Interview Stephen King

 

Gerelateerd

Over

Stephen King

Stephen King

Stephen King (Portland, Maine, 1947) is een Amerikaanse bestsellerauteur van ond...