Blogpost:
Bohse
GPS (3)
‘Dat was het politiecommissariaat. Ik moet er even langs. Nog een kleinigheidje in verband met dat witte poeder in die brieven. Tot zo, schat.’
Dat “schat” was een fout, besefte ik zodra het me was ontsnapt, want daarmee was het wantrouwen van mijn vrouw meteen gewekt. Ik spreek haar namelijk enkel zo aan als ik snel weg wil, zalvend en zonder verdere confrontatie, omdat elke seconde langer en elk bijkomend woord slechts in mijn nadeel zullen werken. En daardoor was ze plots niet meer van plan om genoegen te nemen met het antwoord dat ik schielijk meegaf, mijn autosleutel al in de hand, één arm door de mouw van mijn jas en gretig reikend naar onze nieuwe voordeur.
‘Ho maar,’ trok ze me aan de teugels. ‘En waarom precies moet je weer naar dat politiebureau? Ik heb meer details nodig.’
Ik trok mijn hand van de deurknop af. Weer een snelle vluchtpoging die in het water viel. Ik probeer het wel vaker, zo’n haastige uittocht met achterlating van een halve uitleg omdat de integrale versie me in de problemen gaat brengen. Maar lukken doet het dus nauwelijks of nooit. Feind hört mit. Met immer gespitste oren, in mijn geval. Net als die hond van ons - die heeft ook maar een half geluid nodig om de kop op te richten en wantrouwig te grommen. En de vijand is in mijn particuliere geval helaas niet op haar mooie achterhoofd gevallen.
‘Blijkbaar om een bijkomende verklaring af te leggen. Een van die uitgeverijen schijnt een klacht te hebben ingediend. Over dat poeder in zo’n brief. Maar lang zou het niet duren, hebben ze me beloofd. Met een uurtje ben ik alweer terug.’
‘Moment, jij gaat nergens heen op je eentje, ik ga mee!’
‘Pardon?’
‘Als het gaat om die poederbrieven naar die uitgeverijen, wil ik er bij zijn. Wat die streek betreft, sta je onder echtelijke curatele, want we wachten nog altijd op de schadenota’s van de overheid. En de verzekering heeft me net laten weten dat ze moeilijk zullen doen over een dekking. En zolang ik niet wordt gedekt door de verzekering, zal jij hier ook niks meer te dekken hebben!’
‘Kijk, dat is gewoon grof. Moet je nu echt zo vulgair zijn?’
‘Ik ben alleen maar vulgair in mijn uitspraken, terwijl jij obsceen omspringt met onze spaarcenten. Wat is erger volgens jou? Wacht even, ik ben zó klaar.’
De vijf minuten die hierop volgden, gaven me tijd om te reflecteren over samenleven met een vrouw die sneller reageert dan haar schaduw, brandende literaire ambities en uitgeverijen die al beginnen procederen nog voor ik één pagina heb kunnen uitgeven. En ook over welke auto ik zou nemen om naar dat politiecommissariaat te rijden. Want ik dacht plots aan mijn pratende GPS en wat die me laatst had verteld over mijn stiekem schrijvende echtgenote. Daar had ik haar nog niet mee geconfronteerd. Soms is de aanval de beste verdediging.
‘Ok, hier ben ik weer,’ zei mijn vrouw toen ze de gang opnieuw inkwam. Haar oog viel op de autosleutel in mijn hand. ‘Waarom neem je de Lada? Dat ding rammelt en kraakt en je voelt elke bobbel in de weg.’
Ik haalde listig mijn schouders op.
‘Gewoon, omdat ik daar zin in heb.’
‘Nu ja, het is gelukkig niet ver, vooruit dan maar.’
Terwijl we de straat uitreden, gaf ik een tik op het scherm van de GPS.
‘Waarom zet je je GPS aan? Je kent de weg toch? En het is nog geen tien minuten rijden van hier.’
Weer haalde ik listig mijn schouders op.
‘Gewoon, omdat ik daar zin in heb.’
Ik hield het zowat een kilometer van volstrekte stilte vol voor ik gejaagd uitbarstte:
‘Wel? Zeg nu eens wat, jij kreng!’
‘Excuseer?’ wou mijn vrouw fronsend weten.
‘Dat was niet tegen jou, maar tegen haar daar,’ knikte ik naar de voorruit.
‘Tegen wie?’ vroeg mijn vrouw, door de ruit turend.
“Bohse.”
‘Daar!’ knikte ik opnieuw, ‘tegen haar dus!’
“Bohse.”
Mijn vrouw keek me vreemd aan.
‘Waar heb je het over?’
“Bohse.”
‘Luister nou - nu praat ze weer! Ze heeft net verschillende keren mijn naam gezegd!’
“Bohse, je vrouw hoort me niet. Alleen jij kan me horen.”
‘Wat?! Had je me dat niet eerder kunnen zeggen, jij heks?!’
‘Zeg, hou alsjeblief eens op met dat schreeuwen en schelden!’ kwam mijn vrouw er tussen. ‘Waaraan heb ik dat nu weer verdiend?! En waar heb je het eigenlijk in hemelsnaam over?’
‘Neenee,’ gebaarde ik opgewonden, ‘dat was niet tegen jou, maar tegen haar hier!’
“Bohse, je wijkt af van je lijn, hou je ogen op de weg!”
‘Wat, tegen je GPS?’ zei mijn vrouw op haar beurt weer. ‘Jezus, Bohse, voel je je niet goed? En je slingert over de weg, hou er in godsnaam je kop bij, zo dadelijk rijd je ons nog van de baan!’
Ik pakte het stuur steviger beet en concentreerde me op de weg.
‘Bedoel je dat jij echt niks kan horen?’
‘Wat horen?’
‘Wat zij hier zegt. Mijn GPS.’
“Nee, dat kan ze niet, Bohse.”
'Hou je bek, jij!’ viel ik weer uit naar de voorruit. ‘Een dubbele dialoog kan ik nu even niet aan!’
Mijn vrouw keek me aan alsof mijn armen net van mijn romp waren gevallen.
‘Bohse, wat is er aan de hand? Ben je een beroerte aan het krijgen of zo? Zou je niet beter even stoppen? Je jaagt me de stuipen op het lijf met je krankzinnige gedoe!’
‘Nee, het gaat wel,’ zei ik terwijl ik mijn aandacht op de baan probeerde te houden. Gelukkig was het niet ver meer.
En na een korte stilte:
‘Goed, blijkbaar hoor jij dus niks. Van mijn GPS, bedoel ik. Maar moet je luisteren: tegen mij praat ze honderduit tegenwoordig. Sinds ik die Berkel voor jou moest gaan oppikken.’
Ik merkte hoe mijn vrouw me vanop de passagiersplaats steeds nauwlettender in de gaten begon te houden, klaar om het stuur vast te grijpen indien nodig.
‘Kijk eens aan,’ zei ze alleen maar. Het kwam er behoorlijk bezorgd uit.
‘En ze vertelt me ook nog eens heel erg interessante dingen.’
‘O ja?’ luidde het zonder werkelijke interesse. ‘En wat vertelt ze dan zo allemaal?’
‘Nou, bijvoorbeeld dat jij niet erg warm loopt voor mijn werk.’
Plots had ik iets meer aandacht.
‘God, gaat dit eigenlijk daarover? Wanneer ga je dat eindelijk eens loslaten, dat verhaaltje wordt stilaan vermoeiend. Ik wou je op dat lezersforum gewoon een hart onder de riem steken met opbeurende reacties, meer niet.’
‘O, maar dat was niet het enige dat ze me wist te vertellen. Zie je, eens mijn GPS-dame op dreef is, kom ik heel wat verrassende dingen te weten. Over jou met name.’
‘Werkelijk? Zoals?’
‘Zoals het feit dat jij blijkbaar al een hele tijd werkt aan een manuscript van jezelf.’
Ik draaide net de straat in van het politiebureau toen ik die voetzoeker liet knallen.
‘Wat weet jij daarvan?’ zei mijn vrouw, ditmaal in eerlijke verbazing, wat meteen weggaf dat mijn GPS-systeem niet had gelogen.
‘Is het niet waar soms?’
‘Daar heb ik jou toch nooit iets over verteld? Hoe kan jij daar weet van hebben?’
‘Nou, door haar hier dus!’ wees ik triomfantelijk naar de voorruit.
Mijn vrouw volgde mijn blik.
‘Juist, door die GPS van jou. En dat moet ik geloven? Nee, vertel op, heeft Carla iets verklapt? Want dit kan enkel maar van haar komen.’
“Bohse!” klonk het weer vanaf de voorruit, nog dwingender dan voorheen.
‘Jij houdt je er even buiten nu, ik ben met mijn vrouw aan het praten!’
“Bohse, je wijkt weer van de weg af!”
‘Verdomme, Bohse!’ kreet mijn vrouw opeens met een wilde blik door de voorruit, ‘je gaat recht op dat bushokje af! Remmen!’
Ik keek op, zag in een flits dat ik midden in mijn akte van beschuldiging definitief van de weg was geraakt en trok instinctief aan het stuur om het glazen bushokje pal voor me te ontwijken. Ik hoorde een knerpend, schrapend geluid en gaf een nieuwe ruk aan het stuur.
Toen de wagen na een lawaai als bij het laatste oordeel met een bruuske schok tot stilstand was gekomen, bleef ik een ogenblik voor me uitstaren.
Daarna keek ik suffig om me heen.
Het duurde even voor de wereld weer fatsoenlijk in focus kwam en ik kon checken of iedereen nog heel was.
Dat bleek mee te vallen, want mijn vrouw was ongedeerd.
Er was maar één dodelijk slachtoffer gevallen.
Want toen ik weer naar voren keek, zag ik hoe ik een stalen profiel dwars door de voorruit en de behuizing van de GPS was gegaan en tussen de voorzetels was blijven steken, precies tussen mijn vrouw en mij in.
Iets meer naar links of naar rechts en het probleem was groter geweest.