Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Blogpost: Denise Michelle Pol

Pleidooi voor Tell

Ik zou deze blogpost kunnen beginnen met een hele introductie van mezelf, maar ik hou het kort en bondig zodat de focus blijft liggen op mijn pleidooi. Normaal gesproken schrijf ik posts met leestips voor YA en Fantasy liefhebbers, maar vandaag schrijf ik in de hoedanigheid van (beginnend) schrijfster een post. Ik hoop dat jullie na het lezen in discussie met mij willen gaan over hoe jullie het principe 'show, don't tell' zien, of jullie het met me eens zijn wat betreft ik hier schrijf en of jullie zelf nog ideeën hebben omtrent 'tell' en 'show' en de balans tussen de twee.

Show, don't tell? Tell, don't show? Show AND Tell!

Als beginnend schrijver, maar ook als gevorderd schrijver, word je om de oren geslagen met concepten die in pakkende strijdkreten zijn gevat: 'Kill your darlings! Show, don't tell! Vermijd de infodump!' In deze post wil ik dieper ingaan op het principe show, don't tell en mijn pleit voor een nuancering in dit adagium. Eerst zal ik kort weergeven wat er met show, don't tell bedoeld wordt om vervolgens aan de hand van voorbeelden te laten zien hoe mooi en indrukwekkend tell kan zijn. Hierna zal ik mijn pleidooi voor een balans tussen tell en show uiteenzetten.
Om maar meteen met de deur in huis te vallen, zal ik beginnen met een quote van Anton Chekhov: 'Don't tell me the moon is shining; show me the glint of light on broken glass.' Prachtig niet waar? In plaats dat ik als schrijver u '(ver)tell' dat de maan schijnt, 'show' ik u hoe het licht van de maan op gebroken glas schijnt. Dat is show, don't tell in een notendop. De schrijver neemt de tijd om een scène zo levendig te beschrijven door de ogen van zijn of haar personage dat u het als lezer voor zich ziet, in plaats van u te vertellen wat u voor zich moet zien.
Wat mij betreft wringt daar eigenlijk al een beetje de schoen wat dit principe betreft. Ik kan u vertellen dat mijn schoen kapot is, of ik vertel u dat in de rechter zool een piepklein gat zit, waardoor het water van de plassen op straat binnendringt en mijn sok doorweekt raakt. Misschien ziet u bij het tweede voorbeeld beter voor ogen wat ik u wil laten zien. Maar is het niet zo dat u als lezer bij het eerste voorbeeld zelf een beeld op kon roepen? Misschien zag u als lezer een scheur in de zijkant van de schoen, of misschien lag de gehele voorkant wel open en piepte de binnenvoering er gezellig uit. Hoe het ook zij, als ik u laat zien wat ik als schrijver voor me zie door middel van show, don't tell roep ik een exact beeld op in uw lezershoofd van wat ik wil dat u ziet. Niets mis mee, maar soms wil de lezer (ik in ieder geval wel) weleens zelf bedenken hoe hij iets voor zich ziet. Om dit te onderstrepen zal ik in de volgende alinea's een paar voorbeelden geven van tell in oudere literatuur.
Laten we beginnen met een stukje uit De Reisgenoten van J.R.R. Tolkien: 'Toen meneer Bilbo Balings van Balingshoek bekendmaakte, dat hij binnenkort met een bijzonder luisterrijk feest zijn elftigeneerste verjaardag zou vieren, werd dit in de Hobbitstee het gesprek van de dag. Bilbo was heel rijk en een hoogst eigenaardig iemand, en was zestig jaar lang het wonder van de Gouw geweest, vanaf het moment van zijn merkwaardige verdwijning en onverwachte terugkeer. De schatten die hij van zijn reis mee had teruggebracht waren nu een plaatselijke legende geworden, en men geloofde algemeen, wat de oude lieden ook mochten beweren, dat de Heuvel van Balingshoek vol gangen zat die waren volgepropt met schatten.'1 Nergens 'showt' Tolkien ons hoe Bilbo eruitziet, hij vermeldt dat deze persoon rijk, oud en eigenaardig is, maar hoe deze eigenschappen zich vertalen in zijn uiterlijk of manier van doen, laat Tolkien niet zien. Maar is dat hier een gemis? Is het juist niet leuker dat we als lezer die paar bijvoeglijk naamwoorden krijgen als hints en dat we verder zelf mogen invullen hoe deze Bilbo eruitziet? Ditzelfde doet hij bij het feest en de omgeving. Als lezer heeft u geen idee hoe Balingshoek eruitziet of wat Tolkien verstaat onder een 'bijzonder luisterrijk feest', maar juist dat geeft u de kans om er eens op los te fantaseren. En wat te denken van die genoemde 'schat'? Geen idee hoe groot die is en hoe die eruitziet, maar wat een pracht om te mogen bedenken wat meneer Bilbo in zijn gangenstelsel heeft verstopt!
Nog een voorbeeld van een sterk staaltje tell dat onze zinnen prikkelt vinden we bij Homerus:
'Now let me begin by telling you my name...
so you may know it well and I in times to come,
if I can escape the fatal day, will be your host,
your sworn friend, though my home is far from here.
I am Odysseus, son of Laertes, known to the world
for every kind of craft – my fame has reached the skies.
Sunny Ithaca is my home. Atop her stands our seamark,
Mount Neriton's leafy ridges shimmering in the wind.'2
Homerus gaat nog een tijdje door met het voorstelrondje van Odysseus, maar dit gedeelte verteld ons al genoeg. We weten hoe de hoofdpersoon heet en dat hij van een zonnig eiland komt. Daarnaast is ons verteld dat Odysseus uitblinkt in allerlei verschillende vaardigheden en beroemd is. Moeten we als lezer meer weten? Willen we dat Homerus ons per se showt welke vaardigheden Odysseus precies bezit en waar hij beroemd mee is geworden? Of kunnen we tevreden zijn met dit stukje tell waarin we genoeg over onze hoofdpersoon te weten komen om geïnteresseerd te zijn in de rest van het verhaal? En krijgen we niet stiekem al een beeld voor ogen van een zonnige dag op een typisch Mediterraans eiland? Zo'n prachtige blauwe lucht met een zweem van wolkjes en een felle zon die gereflecteerd wordt in het helder blauwe water? Dat is het beeld dat bij mij opkomt, maar wie weet wat er bij u opkomt? Al die prachtige mogelijkheden. Al die verschillende ideeën opgeroepen door een paar simpele tell woorden.
Of wat dacht u van het begin van Dante Alighieri's Inferno:
'When I had journeyed half of our life's way,
I found myself within a shadowed forest,
for I had lost the path that does not stray.
Ah, it is hard to speak of what it was,
that savage forest, dense and difficult,
which even in recall renews my fear:'3
Alighieri introduceert zijn hoofdpersoon alleen met de woorden 'dat hij de helft van zijn levensweg al heeft bewandeld', waardoor we weten dat hij van middelbare leeftijd is. Voor het bos geeft hij ons iets meer houvast: het is beschaduwd, dichtbegroeid en moeilijk begaanbaar. Maar als lezer heeft u niet meer beschrijving nodig om op avontuur te gaan met de ik-persoon. Alleen de woorden 'I lost the path that does not stray' zijn al genoeg om de lezer mee te trekken. Want: hoe raak je van een pad af dat niet wendt of keert? En dan dat bos, al de manieren waarop wij als individuen dat bos kunnen vormgeven in ons hoofd. Heerlijk!
Hopelijk heb ik met mijn voorbeelden kunnen illustreren dat er helemaal niets mis is met tell. Door wat kleine hints als eigenaardig, beschaduwd, befaamd krijgt u als lezer al een beeld in uw hoofd. Een beeld dat u zelf hebt geconstrueerd en waar u de hulp van de schrijver niet bij nodig hebt. Het is echter niet mijn bedoeling om in dit pleidooi door te slaan naar alleen tell en geen show. Ik pleit voor een 'tell and show'. Als schrijver kan ik u aan het begin van het verhaal bijvoorbeeld laten zien dat mijn hoofdpersonage een meisje is met sproeten, een mond die makkelijk in een glimlach plooit, ogen die schitteren en een drietal jeugdpuistjes boven haar linker wenkbrauw heeft die op springen staan. Ik kan u ook vertellen dat mijn hoofdpersoon een jong meisje is dat worstelt met een welbekende puberkwaal. In het eerste geval ziet u waarschijnlijk een vrolijk meisje voor zich met drie puistjes op haar voorhoofd die een witte kop hebben. In het tweede geval kunt u zelf een voorstelling maken hoe het meisje eruitziet en waar haar puistjes zich bevinden. Beide introducties zijn genoeg om u een voorstelling bij te maken. Het ligt er dus maar net aan wat ik als schrijver wil dat u ziet.
Meer nog geldt deze mix van 'show and tell' voor emoties. Het wordt nogal vermoeiend om personages de hele tijd met gebalde vuisten en samengeknepen lippen voorbij te zien komen, of met hangende schouders en neergeslagen ogen. Is het niet genoeg als ik u als schrijver de eerste keer 'show' hoe Saartje eruitziet als ze boos is, om u de keer daarna gewoon te (ver)'tell'(en) dat ze kwaad is? Of furieus, ziedend, kokend, op ontploffen staat of razend is? U als lezer weet na de eerste keer wat Saartje doet als ze boos is, dus moet ik u dat echt steeds onder de neus wrijven? Dat lijkt me niet. Ik kan u de ene keer laten zien hoe de emotie eruitziet, de andere keer vertellen welke emotie ze voelt en steeds blijven wisselen tussen de twee. Niet alleen gaat dat ellenlange beschrijvingen tegen van hoe kwaadheid, verdriet, blijdschap etc. eruitzien bij mijn karakters, maar bovendien geef ik u als lezer de kans om zelf af en toe invulling te geven aan die emoties. Misschien zelfs wel om uw eigen typische vertonen van emotionaliteit te projecteren op mijn fictieve personage. Want uiteindelijk is dat wat ik als schrijfster het liefste wil: dat u zichzelf gaat identificeren met mijn personages en dat u mijn personages voor zich kunt zien. Dat ze levensecht worden. Niet omdat ik u constant 'show' wat u voor zich moet zien, maar ook omdat ik uw verbeelding prikkel met dingen die ik u (ver)'tell'. Dit zelfde geldt natuurlijk voor de fictieve wereld die ik creëer en de ruimtes waarin de personages met elkaar omgaan en hun avonturen beleven. Een fictieve wereld wordt pas écht als ik u als schrijver laat zien hoe deze eruitziet, maar u als lezer tegelijkertijd de kans geef om zelf invulling te geven aan het verhaal. Dat is wat mij betreft de kracht van 'Show AND Tell'.

1J.R.R. Tolkien, In de Ban van de Ring; De Reisgenoten, vert. Max Schuchart (Amsterdam: Uitgeverij M, 2002), 39. 2Homer, Circe and the Cyclops, vert. Robert Fagles (London: the Penguin Group, 1996), 1-2. 3Dante Alighieri, The Divine Comedy; Inferno, vert. Alan Mandelbaum (New York, London, Toronto: Everyman's Library, 1995), 59.

Reacties op: Pleidooi voor Tell