Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
    Hay van den Munckhof Auteur

Blogpost: Hay van den Munckhof

Traisha en het Ei

'Traisha en het Ei' is een bundel met negen fantasyverhalen. Die ga ik niet een voor een beschrijven. In plaats daarvan vertel ik waarom ik koos voor onderstaand fragment uit 'Shogi', het slotverhaal.
De eerste reden is heel eenvoudig. Van het titelverhaal staat bij mijn uitgeverij (EigenZinnig) al een lang beginfragment als 'inkijkexemplaar' online. En van een ander verhaal ('Djebel Ghûl') plaatste ik onlangs de eerste helft op mijn website.

Voor de tweede reden verwijs ik jullie naar mijn 'Proza Pitch', want al draai ik al wat jaartjes mee in het 'fantastische wereldje', wat zelfstandige uitgaven in dat genre betreft is 'Traisha en het Ei' wel degelijk mijn debuut. 




Shogi (p. 153-155)


Om haar heen was de wereld veranderd. Ze zag de rivier nog wel, maar verder was niets meer zoals het hoorde te zijn. Als bij toverslag was de wind gaan liggen. Een dichte nevel hing nu boven de rivier, een nevel die als een dikke grijze deken elk geluid in de kiem smoorde. Ergens in de mist vormde zich een donkere vlek, die als een schaduw aan kwam glijden. Het was een boot die leek te zweven in plaats van te varen, want het rivierwater vertoonde niet de minste rimpeling.
   Achterin de boot stond een zwarte gestalte met een reusachtige hoed en een lange stok, waarmee hij zijn vaartuig voortboomde naar het stuk oever waar Yada lag. Toen de boot aan de grond liep en de veerman zijn stok stilhield, zag Shogi vanuit een ooghoek beweging. Het was Yada. Shogi had haar niet overeind zien komen, maar toch liep ze daar. Ze was al bijna bij de boot, toen Shogi eindelijk in beweging kwam.
   ‘Moeder,’ schreeuwde Shogi, ‘ga niet zonder mij.’ Als een schicht sprintte ze naar de oever van de rivier.
   Yada’s schim stapte geluidloos naar voren, klom in de boot en ging zitten.
   Hijgend, al haar spieren gespannen om in de boot te sprin-gen, stond Shogi stil. De veerman siste luid, stak zijn stok in Shogi’s richting en spuwde zijn woorden in haar geest.
   Ga terug, sterveling. Jouw tijd is nog niet gekomen.
   Krachteloos en sprakeloos bleef Shogi staan waar ze stond. Pas toen de veerman de boot wegduwde van de oever, ontwaakte ze uit haar lethargie. Bliksemsnel trok ze haar nachthemd uit, gleed de rivier in en zwom onder water naar de boot. In het donkere water kon ze geen hand voor ogen zien, maar op de een of andere manier kwam ze op de juiste plaats boven en klampte zich stevig vast aan de achtersteven.
   Zo lang ze zwom, had Shogi de koude nog niet echt gevoeld. Maar het water van de rivier kwam rechtstreeks uit de bergen, waar het in deze tijd van het jaar af en toe al vroor. Spoedig verkleumde haar tengere lichaam tot op het bot. Ze probeerde het te negeren, maar dat was onmogelijk. Als ze niet snel in beweging kwam, zouden haar gevoelloos wordende vingers de boot los moeten laten. Maar Shogi was ook doodsbenauwd om opnieuw haar armen en benen uit te slaan. De veerman zou haar horen en haar met zijn stok wegstoten van de boot. Dan zou de laatste draad die haar verbond met Yada verbroken worden. Ze hield dus koppig vol en liet niet los, al voelde ze op den duur geen enkele vezel van haar lichaam meer. Een dof gevoel groeide in haar achterhoofd. Al snel groeide dat uit tot een stekende pijn die gekleurde vlekken voor haar ogen deed dansen.
   Van het ene ogenblik op het andere werd het water minder koud. Toen Shogi haar ogen opende, zag ze waarom. Ze waren in het moeras aangekomen. Het koude water uit de verre ber-gen verdeelde zich hier over ontelbare kreken en stroompjes met laagstaand water, dat overdag door de zon werd opge-warmd. De ergste pijn ebde weg uit haar ledematen en ook het gevoel in haar handen keerde weer een beetje terug. Bijna slaakte ze een zucht van opluchting. Net op tijd onderdrukte ze die. Ook zo’n geluid kon haar aanwezigheid verraden.
   De tocht door het klamme, nevelige moeras leek een eeuwigheid te duren. Toen de mist ten slotte oploste, waren ze midden op een spiegelglad, door de maan beschenen meer. Al hield de veerman zijn stok hier stil, toch kliefde de boot door het water, alsof een krachtige onderstroming hen voortdreef. Hoe verder ze voeren, hoe duidelijker het Shogi werd dat het dodenrijk hun nadering voelde en hen als een magneet naar zich toe trok.
   Aan de horizon verscheen een zwarte muur, die snel hoger werd, tot hij heel haar blikveld vulde. Shogi wist dat ze hun eindbestemming naderden. Nadenken hielp niet meer, want elke aardse kennis zou toch spoedig nutteloos worden. Hier golden de wetten van het dodenrijk. Die kende Shogi niet. Ze concentreerde zich dus enkel nog op de vraag hoe ze hier levend én samen met Yada binnen kon komen.
   De muur voor hen leek massief, maar was dat niet. Op het laatste ogenblik weken de wanden uiteen en vormden zo een spleet die net breed genoeg was voor de boot. Het water werd nu door de boeg opgestuwd en begon ook aan de achterzijde van de boot heftig te klotsen. Shogi moest zich tot het uiterste inspannen om geen water in haar longen te krijgen.
   Zonder enige overgang viel het geluid van het water weg. Enkel stilte restte, een stilte die zo absoluut was dat Shogi een moment haar ogen sloot en enkel het kloppen van haar hart nog tot haar zintuigen doordrong.

Lees verder op mijn site

Reacties op: Traisha en het Ei