Een eeuwig kind wordt een halve eeuw oud en stelt vast dat alles en iedereen vertrekt rondom hem. Zijn zonen worden volwassen, het zorgeloze leven verdwijnt, zijn ouders worden zorgbehoevend. En dat alles terwijl zijn levensgezellin tussen de lijntjes ontbreekt.
Alles en iedereen gaat weg. Zijn vader doet het letterlijk. Maar ook het geheugen van zijn moeder pakt de biezen. Niemand die nog de jongeman opmerkt die in hem woont.
Alles en iedereen gaat weg, behalve zijn goede luim. Luim, zeg je? Dat ding waarmee je naar schoonheid zoekt in alles wat je overkomt.