De roman gaat over opgroeien in de jaren ’70 en ’80 in Surhuisterveen, een dorp in de Friese Wouden, Friesland dus. De tijdgeest, de sfeer en de onderkoelde humor uit die streek komen in Dammen met ome Hajo duidelijk naar voren, net als de liefde van Meindert voor de dochter van de orgeldocent, het dammen, de popmuziek, het plaatselijke gospelkoor en radiopiraat De Stille Genieter. Talma ontpopt zich als chroniqueur van de Friese Wâlden: diverse dorpskarakters passeren de revue en op ontwapenende wijze wordt over de merkwaardige gebeurtenissen in een overzichtelijk Fries dorp verteld.
