In deze novellenbundel voert Eduard Visser, een van de weinige beoefenaars van de groteske, ons in een vreemde wereld binnen die bij nader beschouwingen enzerzijs laconiek gekopieerd blijkt van de ons dagelijks omringende werkelijkheid, anderzijds geregeerd blijkt te worden door eigen, vreemdsoortige en in hun radicaliteit vaak absurde wetten en principes