In het hoofd van de ikfiguur - het kleine broertje - wordt de grootste wens van zijn ouders, dat de verloren zoon wordt teruggevonden, tot een ware nachtmerrie.
Laconiek, afstandelijke en ongewoon humoristisch vertelt Treichel over de psychologische gevolgen van de zoektocht naar de verloren broer, over de emotionele hoogte- en dieptepunten en de subtiele mechanismen die ouders en zoon ontwikkelen in het omgaan met deze steeds absurder wordende situatie. Vingerafdrukken en voetafgietsels, schedelmetingen en ander bizar lichamelijk onderzoek zouden de verwantschap met de mogelijke Arnold moeten bewijzen.
'Een klein meesterwerk.'
			
					
			