Na de Tweede Wereldoorlog was wielrennen in Brabant en Limburg een echte volkssport. De mijnwerkersronden konden steevast rekenen op grote toeschouwersaantallen. Toen de regionale wielerhelden ook internationaal successen behaalden groeide de wielerbond uit tot een gerespecteerde sportorganisatie. De kleine Peter kijkt in zijn dorp naar de plaatselijke wielerronde en is onder de indruk van de jonge mannen die elkaar op de ranke fietsen bevechten. Als hij op een jeugdkamp ziet dat een dorpsgenoot successen op de racefiets behaalt wil hij nog maar één ding. Hij wordt wielrenner. Maar omdat hij veel kleiner en zwakker is dan zijn leeftijdgenoten duurt het jaren voordat hij op de uitslagenpagina van de kranten verschijnt. Ondertussen wordt hij op de middelbare school klaargestoomd voor een maatschappelijke carrière en heeft hij zijn avontuurtjes met meisjes. Hij wordt een amateur die de aanval kiest in de koersen die hij rijdt. Maar bovenal ontdekt hij dat het bij hem vooral draait om het plezier dat hij heeft in de dingen die hij doet. Daar baseert hij de keuzes op die hij maakt, zowel op als naast de fiets. Ook als dat plezier in het fietsen er niet meer is.
