In deze roman tekent MArgriet Kousen op indringende wijze de relatie tussen Martijn, een gevoelige, zachtmoedige vijftiger, een Frieda, een ongenaakbare, rationele vrouw die haar verdriet en teleurstelling achter een ijzige houding verbergt.
Het huwelijk drijft op wederzijds wanbegrip en wrok, en de verstandhouding tussen beiden wordt steeds ondraaglijker.
De man, met zijn bijna serviele verlangen naar wat genegenheid, zoekt zijn 'vertier' steeds vaker buitenshuis, terwijl de vrouw zich hartstochtelijk werpt op het verzamelen van antieke vazen en het oplossen van kruiswoordpuzzels.
In dat spanningsveld van onverschilligheid en gesar vult zich hun huis met haat, wanhoop en kilte.
Door beider gedrevenheid geboeid laat de lezer zich meevoeren naar een adembenemende climax.