Met de dichtbundel Gedichtige Gedachten brengt Wim zijn debuut uit. Zijn poëzie gaat over genoten genot en begane zonden; over de wil om lief te hebben en de angst voor de pijn daarin te slagen. Hij speelt met taal zoals een kleuter met klei - in het wilde weg en zonder er erg in te hebben er zelf vuil van te worden. Soms voor de vuist weg, soms hard te verteren, maar altijd doodeerlijk.