De zeventienjarige Susanna Kaysen is net als vete anderen van haar leeftijd verward en onzeker. De psychiater die zij consulteert plakt haar het etiket 'Borderline persoonlijkheidsstoornis' op en stuurt haar naar een psychiatrisch ziekenhuis. De volgende twee jaar van haar leven brengt ze door op de meisjesafdeling.
Daar ontmoet ze Lisa, Daisy, Georgina en Polly, gekke meiden die niet alleen haar vriendinnen worden maar die haar uiteindelijk ook de weg wijzen terug naar zichzelf.
Susanna Kaysen schrijft in een sobere, heldere stijl over de wanorde in haar geest, over de routine van de inrichting, over het personeel en over haar medepatiënten. Ze stelt met haar verhaal de vraag naar het verschil tussen 'gek' en 'normaal'.
Daar ontmoet ze Lisa, Daisy, Georgina en Polly, gekke meiden die niet alleen haar vriendinnen worden maar die haar uiteindelijk ook de weg wijzen terug naar zichzelf.
Susanna Kaysen schrijft in een sobere, heldere stijl over de wanorde in haar geest, over de routine van de inrichting, over het personeel en over haar medepatiënten. Ze stelt met haar verhaal de vraag naar het verschil tussen 'gek' en 'normaal'.