Sirine, in de dertig en ongetrouwd, woont in Los Angeles samen met haar liefhebbende oom en met Babar, haar toegewijde hond. Ze werkt als chef in een Libanees restaurant, waar ze kookt, proeft en recepten ontwikkelt. Koken is haar enige passie, totdat een aantrekkelijke literatuurprofessor er een gewoonte van maakt haar restaurant te bezoeken, aangetrokken door de heerlijke geuren van haar gerechten. Zonder dat ze het wil of kan verhinderen wordt Sirine hopeloos verliefd. Haar verwarring over deze plotselinge heftige gevoelens roept ook iets anders in haar op: onwelkome herinneringen aan haar ouders en vragen over haar achtergrond en identiteit. Wie of wat is ze? En wat wil ze met haar leven? Verschillende mensen beginnen zich met haar leven te bemoeien: haar geduldige oom, die magische verhalen vertelt; haar bewonderaar Nathan, een kunstfotograaf met een onduidelijk verleden; en Um-Nadia, haar brutale baas, die Sirines toekomst voorspelt uit koffiedik.