Tijdens een archeologische opgraving in de buurt van Rome wordt de Nederlandse archeoloog Arnold Meijer vermoord. De Italiaanse politie vermoedt dat de moord te maken heeft met een wetenschappelijke ruzie tussen Meijer en de leidster van de opgraving, professor Hartman. Maar de leden van de archeologische expeditie vinden het moeilijk voorstelbaar dat Hartman in staat zou zijn om Meijer met een pikhouweel de schedel in te slaan. Arnolds neef Emiel Blasco, een uitgerangeerde kerkhistoricus, maakt ook deel uit van de graafploeg, zij het om therapeutische redenen. In het Romeinse pied-à-terre van Arnold vindt Emiel, samen met studente Anna, enkele scherven aardewerk die op een prehistorischevondst lijken te wijzen. Was Arnold misschien een spectaculaire ontdekking op het spoor? En heeft hem dat zijn leven gekost? Niet veel later blijkt dat elders in Rome ook Meijers vriendin Giovanna Licosa is vermoord. Zij hield zich bezig met de bestrijding van kunstroof, kunstsmokkel en corrupte kunstambtenaren. Alle reden dus voor Emiel Blasco om zijn onderzoek in die richting uit te breiden.