WIM HOFMAN (1941) vertelt over zijn vroege jeugd in Vlissingen en Valkenswaard. De oorlogsverwoestingen en de Ramp komen uitvoerig aan bod, gezien door de ogen van een schooljongen. Zijn verhaal is wonderbaarlijk visueel en gedetailleerd, ondanks dat Hofman zijn dagboekje niet kon raadplegen. Deze herinneringen zijn veel meer dan een simpel terugdenken aan ‘vroeger’; ze gaan zwanger van de toekomst, want het jongetje Wim wilde weten en ontdekken: “Je werd dan nieuwsgierig en onrustig. En je dacht: wie weet?”
