Het meest bekende en geruchtmakende bokkerijdersproces in het Land van ’s-Hertogenrade was ongetwijfeld de zaak tegen Jozef Kirchhoffs, die tijdens de verhoren van de gevangenen regelmatig werd genoemd als aanvoerder of kapitein van de bende. Kirchhoffs stond te goeder naam en faam bekend en genoot de reputatie van een achtenswaardig en goed katholiek. Tussen 1743 en 1752 had hij in het Oostenrijks leger gediend en het vak van chirurgijn geleerd. Na zijn ontslag uit militaire dienst vestigde hij zich in Herzogenrath met instemming van abt Fabritius van Rolduc, en kwam daar tot een zekere welstand.