Misschien ontleent Psilo enige karaktertrekken aan zijn schepper Luuk Gruwez. En als we het dan hebben over diens ergernis over een God tegen wie hij een rechtszaak aanspant, over zijn hang naar perfectie en het inzicht dat die onmogelijk te realiseren is, zijn oeverloze melancholie, zijn verlangen naar elders en zijn evasieve neigingen, zijn pleidooi voor het recht op heimwee en zijn intieme relatie met de dood, dan zijn daarmee meteen ook een paar motieven genoemd die terugkeren in heel Gruwez' werk.
Als zodanig is Psilo, hoezeer hij ook groteske en picturale trekken vertoont en hoezeer hij ook in constante ontwikkeling mag verkeren, menselijk, te menselijk. Kortom: herkenbaar.
Met tekeningen van llah.
Gruwez vormt een categorie op zich: hij weet illusieloosheid en troost op een heel aardse wijze met elkaar te verbinden. - Peter de Boer in Trouw
