Het boek bestaat uit drie delen, die evenzovele windstreken representeren: oosten, zuiden en westen. Alleen het noorden, die versmade kompasrichting waar de zon zich nooit laat zien, ontbreekt moedwillig. Pièce de résistance is het 'tussen God en de pot' (op de wc net onder de zolder in het grootouderlijk huis) geschreven dagboek dat Gruwez jarenlang bijhield tijdens de tweewekelijkse bezoeken aan zijn grootouders, Knor en Liesje, in Deerlijk. Hun verouderingsproces is scherp, soms meedogenloos maar altijd liefdevol geboekstaafd. In de loop van het dagboek wordt duidelijk dat de geregelde visites een plechtige belofte die hij zichzelf na de dood van zijn ouders heeft gedaan - een steeds zwaardere last worden, terwijl het dubbelportret dat hij schetst almaar ontluisterender wordt. Dat deprimerende beeld wordt gecorrigeerd door de ontroerende verhalen over de jeugdjaren van zijn grootouders waarmee de notities zijn gelardeerd.
Het land van de wangen besluit met het tragikomische relaas van een vergeefse jeugdliefde voor een mager, blond en vurig-zedig Frans meisje, waaruit een laatste maal het leidmotief van dit boek naar voren komt: dat alles zo onbereikbaar nabij is, zo tastbaar voorbijgaat.
Luuk Gruwez (1953) publiceerde bij De Arbeiderspers eerder de dichtbundels Dikke mensen, Vuile manieren (Hugues C. Pernathprijs 1995) en de bloemlezing Bandeloze gedichten, het Siamees dagboek Onder vier ogen(met Eriek Verpale) en de verhalenbundel Het bal van opa Bing (Geertjan Lubberhuizenprijs 1994).
