Petrovitsj komt door zijn 'werk' als huisoppas in aanraking met de meest uiteenlopende types: prostituees die rond het gebouw hun werk doen, jonge zakenmannen die niet weten wat ze met hun geld moeten, oude verzuurde communisten, corrupte politie en gangsters. Bij een beroving vermoordt Petrovitsj een van deze maffiosi. Petrovitsj moet vluchten en leeft verder als dakloze. Hij pleegt een tweede moord. Weer wordt hij niet opgepakt, maar zijn geestelijke toestand wordt steeds slechter en uiteindelijk komt hij in een psychiatrisch ziekenhuis terecht. Daar treft hij zijn jonge broer Venja, ooit een briljant schilder. Als herboren verlaat Petrovitsj het ziekenhuis om na vele omzwervingen weer in zijn oude flatgebouw terecht te komen.
Een boeiende en aangrijpende roman in de luisterrijke traditie van Dostojevski's Aantekeningen uit het ondergrondse en de lange reeks 'ondergrondse mannen' die de Russische literatuur rijk is, tot aan Solzjenitsyn toe. Een boek dat de lezer bij zijn lurven grijpt en de harde postcommunistische werkelijkheid tastbaar maakt.
