Feit en fictie spelen in dit boek voortdurend een spel met elkaar. Dat resulteert in een tripel verhaal: Upperdog waarin de mens figureert, Upper Class die het stadsdorp uit het decor licht en Uppercut of de andere auteur in de auteur. We krijgen driewerf een inkijk in de wereld zoals die door een OJJO ervaren werd en wordt: een Oude Jongere/Jonge Oudere die, gewapend met de nodige hilariteit, steile gevoelens en beheptheid met taal, de wereld om hem heen pelt, proeft, slikt of desgevallend weer uitspuwt, gespreid over een halve vorige eeuw en een kwart huidige eeuw. Pittig, picaresk, pruimig, puntig.