De woorden van Raoul de Jong
Op de korte termijn lijkt het misschien alsof je lachende planten kunt snoeien, maar op de lange termijn zullen ze altijd sterker blijken dan de scherpe schaar van de tuinman. Dat is wat deze steen zegt. Ze hebben Anton niet kunnen knakken. Zijn werk heeft wel degelijk zin gehad.
Raoul de Jong sprak deze woorden uit bij de onthulling van de gedenksteen voor Anton de Kom op 24 november:
De tijd zelf staat aan onze kant
In 1937, een paar jaar nadat Wij slaven van Suriname was uitgekomen, het boek waaraan Anton de Kom zo’n zeven jaar had gewerkt en dat tijdens zijn leven maar één kleine druk zou krijgen, begon hij aan een filmscript, *Tjiboe, of: Oost is oost, west is west. *
Aan het begin van dat script liet hij een Nederlandse natuurvorser, Dokter Hartman, door Den Haag lopen en hij liet hem kijken naar de Nederlandse ‘natuur’:
De natuur mag niet frank en vrij zoals in Suriname groeien
De tuin moet gekapt, gesnoeid, geschoren worden, onduleren niet te vergeten. Er mag geen tak of blaadje laat staan een boom scheef groeien. Orde en regelmaat moet er zijn.
En toch zijn er planten en bloemen die er maling aan hebben.
Ze lachen de tuinman uit en groeien zoals moedernatuur ze geleerd heeft.
Maar wee hen! Op een goeie dag dan glinstert de scherpe schaar van de tuinman hen tegen en uit is het met de pret.
In één woord: alles moet eruitzien zoals een nette heer of dame, die op zaterdagmiddag van de kapper komt.
Arme planten wat zullen zij het vervelend vinden; ze mogen zelfs de ledematen niet uitstrekken en lopen waar ze willen.
Anton de Kom heeft de scherpe schaar van de Nederlandse overheid tijdens zijn leven natuurlijk meerdere malen zien glinsteren. Er werd van alles aan gedaan om hem klein te krijgen. Hij werd gevolgd, gepest, getreiterd, uit zijn geboorteland verbannen, opgesloten. Het lukte hem om Wij slaven van Suriname de wereld in te sturen. Maar zijn filmscript, zijn gedichten, zijn kinderverhalen en zijn romans, belandden ongezien en onuitgegeven in een doos.
Laten we dat allemaal niet vergeten, als we straks kijken naar deze steen. Laten we niet vergeten dat de machten die Antons stem probeerden te onderdrukken, werden ondersteund door wetten, legers, stadhuizen, paleizen, scholen en kerken. Laten we niet vergeten dat zoveel van de structuren waartussen wij leven, ook deze kerk, ooit werden ontworpen om bepaalde verhalen te laten bloeien en groot te maken, en andere verhalen vooral niet.
En laten we dan beseffen wat een wonder het is dat deze steen hier toch ligt. Het zegt iets over de enorme kracht van de man die met deze steen wordt herdacht. In zijn eigen woorden: ‘Er zijn planten die er maling aan hebben. Ze lachen de tuinman uit en groeien zoals moedernatuur ze geleerd heeft.’
Op de korte termijn lijkt het misschien alsof je lachende planten kunt snoeien, maar op de lange termijn zullen ze altijd sterker blijken dan de scherpe schaar van de tuinman. Dat is wat deze steen zegt. Ze hebben Anton niet kunnen knakken. Zijn werk heeft wel degelijk zin gehad.
En daarmee, zo zie ik het, is deze steen niet alleen om te herdenken, deze steen is ook een oproep aan ons: om dat waar Anton voor vocht in leven te houden en groter te maken, door zelf een Anton te zijn. We kunnen deze grijze, oneerlijke wereld die gepaard gaat met zoveel onderdrukking, dood en verdriet, wel degelijk veranderen in een kleurrijk, zingend, ademend bos dat recht doet aan al het zingende leven. Stukje bij beetje, stapje voor stapje, steentje voor steentje. Deze steen is het bewijs. De tijd zelf staat aan onze kant.
Over Anton de Kom
Anton de Kom is een Surinaamse antikoloniale schrijver, activist en verzetsheld. In 1934 publiceerde hij zijn boek Wij slaven van Suriname, een aanklacht tegen racisme, uitbuiting en koloniale overheersing. Nog steeds wordt zijn boek veel gelezen, omdat het de koloniale machtsstructuren inzichtelijk maakt voor een groot publiek. (bron: canonvannederland.nl)
Foto Raoul de Jong (c) Shody Careman