Een klein portemonneetje, grote problemen.

Het boek begint bij een paar jongens op een vullisbelt (inderdaad geen vuilnisbelt) in Behala.
Jung Jung, ook wel Rat genaamd, woont onder de grond. Iedereen is wel een beetje bang voor hem. Hij woonde vroeger op een eiland met spierwit zand. Daar wil hij, op een of andere manier, terug naar toe. Hij wil en zal er geraken.
Rafael en Gardo zijn echte goede vrienden. Rafael ziet hem als een broer. Ze wonen op het vullisbelt in oude kleine krotten en hebben allebei geen mama meer. Maar Rafaels tante zorgt goed voor hem, zijn beste vriend en zijn drie neefjes. En dat is genoeg voor hen.
Elke dag zoeken ze naar waardevolle spullen, maar veel vind je daar niet in Behala. Alleen wanneer er een vrachtwagen van de rijkelui passeert. Door zo één vrachtwagen begon alles. Toen de vrachtwagen zijn vracht er uitgooide zochten alle kinderen naar iets herbruikbaars. Bijvoorbeeld: een wit plastic zak. Als je die proper krijgt, kan je er tweehonderd peso voor krijgen. Zo vonden ze dus een klein portemonneetje tussen al die rotzooi. Naar dat portemonneetje was de politie op zoek. De politie was bereid om veel geld uit te geven om het portemonneetje in handen te krijgen. Natuurlijk begint heel de stad er naar te zoeken. Want wie er naar zoekt, wordt betaald door de politie.
Ik hou normaal niet zo van lezen, maar dit boek is de moeite waard. Als je begint te lezen, snap je er niet zo veel van, maar na twee bladzijden wil je niet meer stoppen. Het is echt spannend en soms te bangelijk, daarom moet je het dus lezen.