Lezersrecensie
Verlangen naar verlossing
Op advies van een psychiater schreef de 23-jarige Gerard Reve ‘De avonden’. De roman verscheen in 1947, vlak na afloop van de Tweede Wereldoorlog. Veel critici stonden er toen afwijzend tegenover, de roman zou te negatief zijn. ‘De avonden’ was dan ook een radicale breuk met de vooroorlogse traditie van brave, burgerlijke literatuur met goede afloop. Na de oorlog moest Nederland heropgebouwd worden, er was geen tijd voor somberheid en de literatuur moest positieve helden hebben. Niets daarvan is in het schrijnende realisme van ‘De avonden’ te vinden.
Het boek is niet alleen een tijdsbeeld van de naoorlogse periode, het is óók een roman over verstikking en verveling die veel lezers in de roerige jaren 60 aansprak. Zo werd ‘De avonden’ een klassieker van de hele naoorlogse generatie. Zelfs latere romans als ‘Blauwe maandagen’ van Arnon Grunberg of ‘De hoogstapelaar’ van Wessel te Gussinklo zijn erdoor beïnvloed.
Hoofdpersoon is de 23-jarige Frits van Egters, een alter ego van de schrijver. Hij werkt en woont bij zijn ouders. Hoe gaan ze met elkaar om? Vader leest de krant en luistert soms naar de radio, hij hoort niet goed. Frits ergert zich aan zijn manieren. Moeder doet het huishouden en is zenuwachtig. Van een gesprek tussen hen is geen sprake, ze hebben het alleen over banale, praktische zaken. Zijn ouders hebben geen vermoeden van wat hun zoon denkt en voelt. Het is zelfs een raadsel wat ze met elkaar te maken hebben. Het gezin bestaat uit geïsoleerde mensen die langs elkaar heen leven, er is geen affectie, intimiteit en vertrouwelijkheid.
’s Avonds ontvlucht Frits de dagelijkse sleur thuis door vrienden te bezoeken. Hij wandelt door de stad van het ene adres naar het andere. Maar zijn dit wel vrienden? Veel hebben ze elkaar niet te zeggen. Uit ongemak ontstaat er een lacherige sfeer als Frits opmerkingen maakt over hun verval of als hij morbide anekdotes vertelt. Maniakaal inspecteert hij zichzelf en anderen op zoek naar tekenen van ziekte en dood. Vooral zijn oudere broer Joop moet het ontgelden: hij wordt steeds kaler en dommer. De meeste ontmoetingen duren niet lang, waardoor de eenzaamheid wacht.
De roman is statisch, er is geen ontwikkeling. Frits kijkt vaak op de klok en wil zijn tijd zo goed mogelijk besteden. Maar de ene avond is de andere en Frits draait in een kringetje rond. Zelf weet hij hieraan niet te ontsnappen. De verprutste dagen worden ’s avonds niet goed gemaakt. Naarmate het boek vordert, wordt de beklemming van dit monotone bestaan steeds sterker. We mogen van dit boek geen actie of ontsnapping verwachten, want dan zou er een bevrijding van de beklemming zijn.
Terwijl er weinig actie en handeling is, houdt Frits er wel een rijk gevoels- en gedachteleven op na. ’s Nachts heeft hij lugubere dromen die lijken op de verhalen voor zijn vrienden. Je kunt het boek dan ook zien als een collage van morbide anekdotes, dromen en verhalen. Komen ze voort uit oorlogservaringen?
Typerend voor ‘De avonden’ zijn de vele monologen waarin Frits al mompelend de situatie onder woorden brengt. Hij tracht al pratend betekenis in de leegte die hem omringt te leggen. Misschien valt bij heel precieze beschouwing enige zin te ontdekken. Soms krijgen die innerlijke monologen het karakter van bezweringen. Frits richt zich dan tot God, probeert zijn aandacht te trekken en smeekt om verlossing: ‘Eeuwige, enige, almachtige, onze God’, zei hij zacht, ‘vestig uw blik op mijn ouders. Zie hen in hun nood. Wend uw blik niet af.’ Het is toch ondenkbaar dat alles zich zo maar zonder zin voltrekt. Vandaar de voorlaatste zin van de roman: ‘Het is gezien, […] het is niet onopgemerkt gebleven.’
Sommige zaken komen in ‘De avonden’ slechts terloops ter sprake en krijgen daardoor zelfs de nadruk. Frits verwacht weinig van zijn werk en je vraagt je af hoe hij het daar uithoudt. Het gymnasium heeft hij nooit afgemaakt, het ging met de jaren slechter op school, maar waarom precies? De puberteit of toch de oorlog? Over seksualiteit vernemen we vrijwel niets. Een relatie heeft Frits niet, maar hij deelt sm-achtige fantasieën met zijn vriend Maurits en hij drukt een speelgoedkonijn in zijn kruis. Intimiteit met anderen lijkt voor hem onmogelijk.
Niemand heeft het over de oorlog. We lezen niets over oorlogsschade of collaboratie en verzet, maar wel over armoede en gebrek. De familie Van Egters bewoont een krappe en gehorige flat, steenkool voor de verwarming en voedingsmiddelen zijn schaars. Ze eten aardappelen, uien, stokvis en roze vla of aardappelen, uien, bruine bonen en griesmeelpap.
‘De avonden’ is een somber boek uit een dito tijd: iets anders mag je niet verwachten. Reve weet de grauwe, grijze sfeer van de naoorlogse jaren meesterlijk op te roepen. Er is geen zonlicht op deze bladzijden te vinden, het lijkt altijd slecht weer te zijn. Reve noemt het een winterverhaal, het speelt zich af tijdens de jaarwisseling, maar gezelligheid en knusheid zijn ver te zoeken.
De stijl van Reve is realistisch en gedetailleerd. Hij zal nooit rechtstreeks zeggen wat we moeten voelen of denken, de woorden moeten ons in de stemming brengen. Vaak roepen ze tegenstrijdige gevoelens op. In de beschrijvingen van de sfeer thuis is de beklemming voelbaar, maar ook mededogen en zelfs hilariteit. Frits praat plechtig en verheven over onbenullige zaken, waardoor hij alles ironisch lijkt te bekijken.
De thema’s van deze roman zijn van alle tijden: eenzaamheid, onmacht, verveling, vervreemding en zinloosheid. ‘De avonden’ komt authentiek en spontaan over. Het is niet te bevatten dat de jonge Reve zo’n overtuigend verhaal over het verlangen naar verlossing schreef dat tot op de dag van vandaag niet aan kracht en intensiteit heeft ingeboet.
Het boek is niet alleen een tijdsbeeld van de naoorlogse periode, het is óók een roman over verstikking en verveling die veel lezers in de roerige jaren 60 aansprak. Zo werd ‘De avonden’ een klassieker van de hele naoorlogse generatie. Zelfs latere romans als ‘Blauwe maandagen’ van Arnon Grunberg of ‘De hoogstapelaar’ van Wessel te Gussinklo zijn erdoor beïnvloed.
Hoofdpersoon is de 23-jarige Frits van Egters, een alter ego van de schrijver. Hij werkt en woont bij zijn ouders. Hoe gaan ze met elkaar om? Vader leest de krant en luistert soms naar de radio, hij hoort niet goed. Frits ergert zich aan zijn manieren. Moeder doet het huishouden en is zenuwachtig. Van een gesprek tussen hen is geen sprake, ze hebben het alleen over banale, praktische zaken. Zijn ouders hebben geen vermoeden van wat hun zoon denkt en voelt. Het is zelfs een raadsel wat ze met elkaar te maken hebben. Het gezin bestaat uit geïsoleerde mensen die langs elkaar heen leven, er is geen affectie, intimiteit en vertrouwelijkheid.
’s Avonds ontvlucht Frits de dagelijkse sleur thuis door vrienden te bezoeken. Hij wandelt door de stad van het ene adres naar het andere. Maar zijn dit wel vrienden? Veel hebben ze elkaar niet te zeggen. Uit ongemak ontstaat er een lacherige sfeer als Frits opmerkingen maakt over hun verval of als hij morbide anekdotes vertelt. Maniakaal inspecteert hij zichzelf en anderen op zoek naar tekenen van ziekte en dood. Vooral zijn oudere broer Joop moet het ontgelden: hij wordt steeds kaler en dommer. De meeste ontmoetingen duren niet lang, waardoor de eenzaamheid wacht.
De roman is statisch, er is geen ontwikkeling. Frits kijkt vaak op de klok en wil zijn tijd zo goed mogelijk besteden. Maar de ene avond is de andere en Frits draait in een kringetje rond. Zelf weet hij hieraan niet te ontsnappen. De verprutste dagen worden ’s avonds niet goed gemaakt. Naarmate het boek vordert, wordt de beklemming van dit monotone bestaan steeds sterker. We mogen van dit boek geen actie of ontsnapping verwachten, want dan zou er een bevrijding van de beklemming zijn.
Terwijl er weinig actie en handeling is, houdt Frits er wel een rijk gevoels- en gedachteleven op na. ’s Nachts heeft hij lugubere dromen die lijken op de verhalen voor zijn vrienden. Je kunt het boek dan ook zien als een collage van morbide anekdotes, dromen en verhalen. Komen ze voort uit oorlogservaringen?
Typerend voor ‘De avonden’ zijn de vele monologen waarin Frits al mompelend de situatie onder woorden brengt. Hij tracht al pratend betekenis in de leegte die hem omringt te leggen. Misschien valt bij heel precieze beschouwing enige zin te ontdekken. Soms krijgen die innerlijke monologen het karakter van bezweringen. Frits richt zich dan tot God, probeert zijn aandacht te trekken en smeekt om verlossing: ‘Eeuwige, enige, almachtige, onze God’, zei hij zacht, ‘vestig uw blik op mijn ouders. Zie hen in hun nood. Wend uw blik niet af.’ Het is toch ondenkbaar dat alles zich zo maar zonder zin voltrekt. Vandaar de voorlaatste zin van de roman: ‘Het is gezien, […] het is niet onopgemerkt gebleven.’
Sommige zaken komen in ‘De avonden’ slechts terloops ter sprake en krijgen daardoor zelfs de nadruk. Frits verwacht weinig van zijn werk en je vraagt je af hoe hij het daar uithoudt. Het gymnasium heeft hij nooit afgemaakt, het ging met de jaren slechter op school, maar waarom precies? De puberteit of toch de oorlog? Over seksualiteit vernemen we vrijwel niets. Een relatie heeft Frits niet, maar hij deelt sm-achtige fantasieën met zijn vriend Maurits en hij drukt een speelgoedkonijn in zijn kruis. Intimiteit met anderen lijkt voor hem onmogelijk.
Niemand heeft het over de oorlog. We lezen niets over oorlogsschade of collaboratie en verzet, maar wel over armoede en gebrek. De familie Van Egters bewoont een krappe en gehorige flat, steenkool voor de verwarming en voedingsmiddelen zijn schaars. Ze eten aardappelen, uien, stokvis en roze vla of aardappelen, uien, bruine bonen en griesmeelpap.
‘De avonden’ is een somber boek uit een dito tijd: iets anders mag je niet verwachten. Reve weet de grauwe, grijze sfeer van de naoorlogse jaren meesterlijk op te roepen. Er is geen zonlicht op deze bladzijden te vinden, het lijkt altijd slecht weer te zijn. Reve noemt het een winterverhaal, het speelt zich af tijdens de jaarwisseling, maar gezelligheid en knusheid zijn ver te zoeken.
De stijl van Reve is realistisch en gedetailleerd. Hij zal nooit rechtstreeks zeggen wat we moeten voelen of denken, de woorden moeten ons in de stemming brengen. Vaak roepen ze tegenstrijdige gevoelens op. In de beschrijvingen van de sfeer thuis is de beklemming voelbaar, maar ook mededogen en zelfs hilariteit. Frits praat plechtig en verheven over onbenullige zaken, waardoor hij alles ironisch lijkt te bekijken.
De thema’s van deze roman zijn van alle tijden: eenzaamheid, onmacht, verveling, vervreemding en zinloosheid. ‘De avonden’ komt authentiek en spontaan over. Het is niet te bevatten dat de jonge Reve zo’n overtuigend verhaal over het verlangen naar verlossing schreef dat tot op de dag van vandaag niet aan kracht en intensiteit heeft ingeboet.
13
Reageer op deze recensie