Duitse hongerwinter

Dresden in de winter van 1947. IJskoude, uitgehongerde mensen die met moeite in leven blijven. Inspecteur Heller, wiens vrouw Karin zorgt voor de ernstig zieke buurvrouw, zit gevangen tussen alle verschillende partijen als er enkele gruwelijke doden vallen. Hij, die nog nooit lid is geweest van een partij, probeert trouw te zijn aan zichzelf, wat erg moeilijk is.
Het ene pad leidt het bos in naar een totaal verwaarloosde groep kinderen, het andere naar het huis van een voormalig nazi-gezin. Ook in deze tweede roman over commissaris Heller slaagt de schrijver erin een spannend plot in een gedetailleerd historisch kader te plaatsen. Het weerspiegelt op zeer indrukwekkende wijze de beklemmende sfeer van alomtegenwoordig gebrek, tegenstrijdigheden en angsten. De roman beslaat slechts een periode van een week, maar veel facetten van het dagelijks leven worden opgepakt, of het nu gaat om woningtekorten, de terugkeer van krijgsgevangenen, ziektes, wezen, gaarkeukens, ... het boek blijft spannend tot het einde.