Onbekende wegen (4-luik) – Johan G.Veenhof (streekroman Noordoost Nederland)
Johan Veenhof staat bekend als de schrijvende boswachter en schreef (streek)romans over het leven op het platteland. Een van deze boeken is de vierluik rond Gerdien en Reindert Francken-Weinterbaarg, die door haar vader van de hoeve wordt verbannen.
Het verhaal bestaat uit de volgende delen:
I – Eenzaam is de weg
II –De weg naar het onbekende
III –De weg naar huis
IV – De weg gaat verder
Deel 1: Eenzaam is de weg
We maken op de eerste bladzijde al kennis met Gerdien Franken, een boerendochter van de zeer gegoede familie Weinterbaarg van een monumentale hofstee, die verliefd werd op haar schoolvriendje Job Francken. Toen ze aan haar ouders vertelde dat zij wilden trouwen, was de grote hoeve te klein, want Job werd te min bevonden voor dochter Gerdien, een zoon van een keuterboertje. Schande ! volgens vader Just Weinterbaarg, en moeder sloot zich (noodgedwongen) bij deze woorden aan. We zitten rond de eeuwwisseling van 1899/1900, waar geld en macht trouwde met geld en macht, om zo steeds verder omhoog te klimmen. Het werkmansvolk en de daggelders waren in die tijd armoedige gezinnen met veel kinderen maar zonder geld of bezittingen, en diende zich niet te mengen onder de erfopvolgers. Maar Gerdien is net zo koppig als haar vader; als Just haar voor de keuze stelt: óf Job laten schieten - zo niet, dan is ze zijn dochter niet meer en zal hij haar volledig onterven, kiest zij voor Jop en verlaat met opgeheven hoofd de hoeve. Zij trouwen en vestigen zich op de Kiefthutte, een klein vervallen huisje buiten het dorp aan de rand van het *moor* (een moerassig veengebied in Noordoost-Nederland), waar het jonge gezin zich wil opwerken tot een klein boertje. Maar het loopt allemaal anders dan gepland, want Onze Hemelse Vader geeft en neemt, ondanks wat de mens voor plannen heeft.
Deel 2: De weg naar het onbekende
Na het overlijden van Job is het leven ongekend zwaar voor Gerdien en haar kleine jongen, Reindert Francken. Van het vroege voorjaar tot het late najaar werkt zij zich een slag in de rondte om in hun levensonderhoud te voorzien, zonder ook maar te overwegen met hangende pootjes naar vader terug te keren, of bij de kerk aan te kloppen voor ondersteuning. Nee, Gerdien heeft haar keuze gemaakt en houdt haar poot stijf - en alhoewel haar vader haar inderdaad volledig heeft onterfd houdt hij nauwlettend in het oog hoe het zijn dochter en kleinzoon vergaat; hij blijft er vertrouwen in houden dat Gerdien ooit haar *verstand* terug krijgt en op hangende pootjes bij hem terug komt. Ondertussen heeft hij zijn hoop gevestigd op zijn zoon, de erfopvolger van zijn hoeve. Maar hoe bedrogen komt hij uit. Hij heeft op het verkeerde paard gewed. Ondertussen leren we met name Reindert Francken kennen, en zien we dat hij zich steeds meer bewust wordt van zijn afkomst, wat hem trouwens ook keer op keer hardhandig en in bittere woorden wordt ingepeperd door de drie jongens van Pieterman, zonen van een erfboer. Maar zijn deze jongens door hun afkomst (herenboer) nou werkelijk écht zo veel beter, met hun afgunst en losse handjes?
Deel 3: De weg naar huis
In dit deel gaan we naar terug naar de vader van Gerdien, Just Weinterbaarg, die ondanks zijn (voor toen) hoge leeftijd noodgedwongen nog steeds aan de top van de boerderij staat, en langzaam aan moet inzien dat hij het gevecht heeft verloren. Wat ooit eens een mooie toekomst leek (een monumentale hoeve, een goede vrouw, een zoon als erfopvolger, en een dochter voor de uitbreiding van de hoeve), is veranderd in een drama. Er is nl. geen nieuwe generatie Weinterbaarg, zijn zoon is door een noodlottig ongeval zwaar gehandicapt en ongetrouwd en zonder erfopvolger, zijn dochter heeft hij als een schurftige hond van de hoeve verjaagd. Ondertussen laat zijn lichaam het steeds meer afweten en de monumentale hofstee lijkt ten onder te gaan. Kan hij uiteindelijk na 25 jaar zijn stijve kop buigen? Aan de titel van dit deel maak ik vooraf al op dat Gerdien en Reindert de weg naar de Weinterbaarg terug lijken te vinden. Of dit klopt? Lees het boek…
Deel 4: De weg gaat verder
Het laatste deel speelt weer helemaal rond Riendert Francken, die inmiddels 23 jaar is en vol met ideeën zit. Hij krijgt de grond rond hun huisje Kiefthutte in bezit en begint daar een tuinderij. Hij is vooruitstrevend en veel boeren uit zijn omgeving lachen hem stilletjes achter de rug of openlijk uit om zijn ideeën. Aan de andere kant zijn vooral zijn werknemers blij met de mogelijkheid om bij Reindert Francken te kunnen en mogen werken. Hij is een goede boer met oog voor armoede; de medewerkers hebben juist door hem de mogelijkheid om zich weer uit het diepe dal te kruipen met hun gezin. Maar zijn moeder vindt dat het wordt tijd wordt dat Reindert een vrouw naast hem krijgt, hij is altijd in trek geweest bij het vrouwvolk, maar kan hij zijn hart wel wegschenken?
Over het verhaal:
Het verhaal speelt zich nu zo’n 100 jaar geleden af, een tijd waarin geen enkele sociale voorzieningen waren, dat er geen elektra was, water buiten uit de pomp kwam en er werd geslapen in de bedstee, dat het werkvolk werkdagen maakte van 18 uur zwaar (hand)werk op en rond het land, dat ze om 4 uur in de ochtend begonnen en werkten in weer en wind, kou en storm, in regen en met hitte en voor al die noeste arbeid een schijntje ontvingen en zich daarmee niet eens in leven konden houden. Het enige geluk was, dat ze bij een (goede) boer naast het loon ook de kost meekregen, dus mét het boerengezin mee aten. In de winter lag al het werk stil en liepen de mannen aan huis, de spoeling ging steeds dunner door de darm, de kou trok in hun botten en de kleding hingen als vodden om hun heen. Honderd jaar geleden – 4 generaties – in ons eigen land, wie kan het zich nu nog voorstellen?
Aan de naam van de auteur is te zien dat het een man is, en gaandeweg het verhaal merk je dat ook zo hier in daar in het verhaal; vooral *jongens* onder elkaar en hun grappen en grollen zijn duidelijk manlijk.
De *gesproken taal* in dit boek staat in dialect, maar is goed te volgen. Wel vind ik het iets langdradig, het had makkelijk in een trilogie gepast. Maar al met al: een aardig boek, 3 ster.
Over de schrijver: Johan G. Veenhof
Johan Gerardus Veenhof is geboren op 6 november 1933 in Amerongen, en heeft een opleiding genoten aan de bosbouwschool. Daarna werd hij aangesteld als boswachter; hij heeft 25 jaar lang gewerkt in o.a. de natuurgebieden van Grebbeberg, Laarsenberg, Remmerdense Heide, en de Blauwe Kamer. In die tijd schreef hij diverse artikelen voor natuurrubrieken. Hij was een romanticus met gevoel voor sfeer en bracht dat tot uiting in beeld (schilderijen) en geschrift (boeken). Hij schreef romans over het leven op het platteland en laat de lezer meeleven met de standsverschillen en later schreef hij ook oorlogsboeken, die vaak gaan over zee- en luchtslagen. In totaal schreef hij 104 boeken. Zijn laatste boek Manke Otje is postuum verschenen. Veenhof was gehuwd en had drie kinderen. Johan G. Veenhof is na een ernstige ziekte op 4 april 1999 in zijn woonplaats Achterberg overleden.