Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Een toch niet zó lege plek om te blijven?

op 16 januari 2021 door

In 1975 verscheen ‘Een lege plek om te blijven’, de zevende bundel van Rutger Kopland, pseudoniem voor psychiater Rutger Hendrik (Rudi) van den Hoofdakker (1934 – 2012). Het meest geciteerde gedicht uit die bundel is gedicht XIV (‘Ga nu maar liggen liefste’), dat intussen al ruim veertig jaar in mijn hoofd rondspookt.

Tekst: Martin (met dank aan mijn broer Hans)
Banner: Nathalie

Ik vond het al die tijd een van de mooiste liefdesgedichten die ik ooit las, met een uitgebalanceerd ritme en een uitgekiend middenrijm (gras-was). Vier regels, eenendertig simpele maar met veel overleg gekozen woorden – waarvan er tien uit twee letters bestaan – die bijna achteloos zeggen wat er te zeggen valt als je zielsveel van iemand houdt. Om kort te gaan: In 1975 verscheen ‘Een lege plek om te blijven’, de zevende bundel van Rutger Kopland, pseudoniem voor psychiater Rutger Hendrik (Rudi) van den Hoofdakker. Kopland gebruikt geen woord, geen letter, geen komma te veel in dit gedicht.

Ga nu maar liggen liefste in de tuin,

de lege plekken in het hoge gras, ik heb

altijd gewild dat ik dat was, een lege

plek voor iemand, om te blijven.

Meer is er niet nodig om het verlangen te omschrijven belangrijk te kunnen zijn voor je geliefde. Laat mij de open plek zijn waarin jij je verdere leven kunt blijven. Zeg nu zelf, wie wil dat nou niet zijn?

 314ff1936955edda6cfd9a5c91e60cd4.jpg

Zo heb ik, en ik niet alleen, dit gedicht jaren aan een stuk geïnterpreteerd. Tot ik deze vier regels enkele jaar geleden in een gesloten Facebook-groep rond poëzie plaatste en er zich al vrij snel een verrassende discussie ontspon tussen mijn broer, die neerlandicus is, een goede wederzijdse vriend en mij. Waar ik voor mezelf duidelijk had hoe ik dit kwatrijn moest duiden, stelde mijn broer, aanvankelijk tot mijn verwondering, dat hij dit juist een moeilijk gedicht vond, dat zijn betekenis niet zo gemakkelijk prijs geeft. Waar ik een gedicht las over verlangen, over de hoop een veilige thuishaven te kunnen zijn voor een geliefde, zag hij iets heel anders.

Hij verwees naar een opmerkelijk stukje proza waarin Kopland uitlegt wat poëzie voor hem moet zijn:

‘Ik lees weinig nieuwe gedichten, na één bladzijde heb ik het meestal wel gezien, ze blijven in de handel, misschien dat iemand anders er iets mee kan. Waarom? Er rijzen bij mij geen vragen. […] De meeste regels die ik lees zij mij of te eenvoudig, geven dus een antwoord op een vraag die wat mij betreft niet gesteld hoeft te worden, of ze zijn te raadselachtig, zoals een bladzijde wiskundige formules die mij ontmoedigt. Het scheppen van een conventie is geen scheppen, het scheppen van een individuele geheimtaal evenmin. Het moet ertussenin. […] Poëzie is dus exploratief, vragen opwerpend. Taal, waarin eigenzinnige mensen zich bezighouden, niet met het repliceren van geaccepteerde wereldbeelden, maar met vragen wat zij te vragen hebben.’

 19bd7d434edde3fd78d2341e3e28eac5.jpg

Nu naar onze gedachtewisseling en de intrigerende ontleding van dit gedicht. Iemand die een lege plek is, stelt mijn broer, en helemaal gevuld (vervuld) wordt met (door) de ander, cijfert zichzelf volledig weg, is niets meer. Probeer dan maar eens belangrijk te zijn of een baken van rust en evenwicht. De tweede redeneerfout in mijn aanvankelijke interpretatie zit in de versregel ‘ik heb altijd  gewild dat ik dat was’. Als je dat ‘altijd’ (een woord dat neigt naar kindertaal) al hebt gewild, is het je dus nog niet gelukt. Dat is logica waar geen speld tussen te krijgen is. Daarna volgde er een derde probleem: in vers 1 staat ‘liefste’. Dat is een particuliere aanduiding die op één persoon slaat. In het slotvers is die liefste echter vervangen door ‘iemand’. En iemand, tja, dat kan dus iedereen zijn.

Neem het gedicht er nog eens bij, en kijk naar de laatste drie woorden. ‘Om te blijven’ staat ná een komma, wat betekent dat het geen beknopte bijzin is bij ‘iemand’. Als het op ‘plek’ slaat, dan blijft die juist leeg. Waarmee de dichter aangeeft dat het wel om een volwassen relatie gaat. De ‘ik’ is leeg in die zin dat hij de ander alle ruimte geeft, niet claimt, niet (ver)oordeelt. Niet het voor de hand liggende is de kwaliteit van dit gedicht, maar de (in de taal) onjuiste betekenis, de verborgen betekenis. Dat klopt ook met wat Kopland over zijn eigen poëzie zegt (zie hierboven).

 93d20b8ec6e69cda7d2025b3cbd59fbb.jpg

Vanuit dit oogpunt is dit in wezen een wat treurig gedicht: iemand die zichzelf helemaal wegcijfert voor de ander, verlangt er volgens de freudianen naar geen enkele verantwoordelijkheid te hoeven dragen, is eigenlijk op zoek naar de symbiotische relatie met de moeder van voor de geboorte. De psychiater Kopland is zich hier zeker van bewust geweest. De dichter zegt: ‘Ga nu maar liggen in de tuin,’ en niet: ‘ga nu maar liggen op de lege plekken in de tuin’. De wereld, in de betekenis van het leven, is complex. Versimpeling is een voorwaarde om het leven aan te kunnen, er orde in te scheppen. Die projectie wordt al te gemakkelijk voor de werkelijkheid gehouden, die in al haar ambiguïteit natuurlijk ook weer niet eenduidig is. Kunst is daar vaak een reflectie van.

Verwondering, schreef ik hogerop. Verwondering omdat de manier waarop vier regels worden gelezen, kan leiden tot een volkomen nieuw inzicht. Als je daar je ogen en je geest maar openzet.



Reacties op: Een toch niet zó lege plek om te blijven?

Meer informatie

Gerelateerd

Over

Rutger Kopland

Rutger Kopland

Rutger Kopland, pseudoniem van Rutger Hendrik van den Hoofdakker, was een Nederl...