Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Elle van Lieshout: “Ik wil graag dat een verhaal gaat zingen en dansen”

op 07 maart 2020 door

Elle van Lieshout (Odiliapeel 1963) is vooral bekend als schrijver van boeken voor kinderen, columns, liedjes en gedichten voor zowel kinderen als volwassenen, vaak samen met haar man Erik van Os.  In 2016 kwam haar debuutroman Tante uit. Het gaat over Marieke, een meisje dat in de Brabantse Peel opgroeit. Marieke heeft haar moeder verloren en vader hertrouwt met ‘Tante’, een uitgetreden non. De lezer groeit en voelt met Marieke mee van haar zesde tot haar vijftiende jaar.  In Het verhaal van de voorzitter van de diepvriesvereniging is Marieke inmiddels getrouwd met Kees en heeft ze twee kinderen Julia en Ot. Ze is drieëndertig jaar en haar vader ligt op sterven. Grosso modo volgen we in dit boek Marieke vanaf haar geboorte tot haar drieëndertigste levensjaar, maar vanuit een volwassen perspectief. Marieke kijkt terug op het leven van haar vader en haar zoekende bestaan. Maar haar denken aan vroeger valt niet altijd samen met de herinneringen van haar broers en zussen aan hun vader. Hoewel het een ‘gewoon verhaal’ lijkt is het een boek over loyaliteit, durven los te laten, je eigen weg vinden, hoe je de trauma’s uit je leven een plek kunt geven. Boeiende thema’s en boeiende romans. In haar romans valt veel te ontdekken.

Door: Jan Stoel

Banners: Anne Oerlemans

Foto: Lot van Os

cf526ef53d842925193c92cad6b2b759.jpgDit verhaal van Marieke bevat volgens mij een heleboel Elle-elementen, al is het natuurlijk niet het Elle-leven dat je beschrijft. Je gebruikt dat om je verhaal te illustreren, je kent immers jezelf het beste. Maar gaat het in essentie over jezelf en je relatie tot je vader en de rest van het gezin? Er zijn namelijk nogal wat overeenkomsten met Marieke. Je werd geboren in Odiliapeel in 1963, komt uit een groot gezin van acht kinderen, toen je zes was overleed je moeder en kreeg je een stiefmoeder, en later nog één, je woont in Tilburg, bent getrouwd hebt twee kinderen. Er zijn wellicht nog duizend en een verschillen.

Voor in mijn roman citeer ik niet voor niets Picasso: ‘We all know that art is not  truth./…/The artist must know the manner whereby to convince others of the truthfulness of his lies.’
Het is het gemakkelijkste om te schrijven over dat wat ik ken, mijn kennis, bekende omstandigheden, vertrouwde gedachten en gevoelens. Daar maak ik gebruik van.
Gaat deze roman over mij, mijn relatie tot mijn vader en mijn familie?
Ja en nee. ‘Laat een goed verhaal nooit bederven door zoiets onbenulligs als de waarheid,’ zeiden de Rolling Stones. Daar sluit ik me bij aan. Ik heb mijn levensloop en herinneringen én die van alle geïnterviewden én mijn levendige fantasie in een blender gedaan en gedurende drie jaar gemixt tot de smaak voor mij optimaal was. 
Gaat deze roman in essentie over mij, mijn relatie tot mijn vader en mijn familie?
Nee. Deze roman gaat over elke familie, over vaders (van die tijd), over de zoektocht naar essentie, over het onvermogen én het vermogen om los te laten. 

Op het oog lijkt het een simpele roman, maar je brengt er een diepere laag in aan volgens mij. Je duikt niet alleen de pysche in van Marieke, maar ook in die van de andere personages. Daardoor wordt het een verhaal over de onderlinge relaties in een familie, waar men niet al te veel contact met elkaar heeft en komen zaken als loyaliteit aan ouders, aan elkaar, acceptatie, het proberen je eigen weg te vinden, de groei naar volwassenheid, het verleden een plek willen geven naar voren. Ieder van de personages heeft het verleden op een andere manier beleefd. Is het dat wat je met deze roman wilt vertellen of is er meer?

Dat is één van de dingen.
Het gaat ook over het ijle van het leven: je wordt geboren en je gaat dood. Daartussenin doet iedereen vreselijk zijn/haar best om dat te vergeten.
Het gaat ook over een vervreemdende wereld en hoe je daartoe te verhouden.
We klampen ons in ons gezoek, in onze hunkering naar verklaringen vast aan wetenschap, bewijs, aan ons geheugen, aan geloof, aan zoeken naar ‘meer’. We proberen ons leven op een rijtje te krijgen, er een kloppend, acceptabel verhaal van te maken waarin we er zelf niet al te belabberd vanaf komen. Als mens kun je (bijna) niet anders. Het gaat over die onmacht, over die eenzaamheid. Wezenlijke verbinding krijgt pas een kans als je elk oordeel loslaat en open, met verbazing, kijkt naar jezelf, naar de ander, naar de wereld. Dat wilde ik vertellen.

Je voegt een stamboom toe van de familie Van Duin en laat de broers en zussen van Marieke aan het woord. Maar het gaat ook over therapieën, het leven in een verpleeghuis, het leven in de Peel, het verleden van de vader, Daan van Duin. Volgens mij heb je nogal wat research moeten doen. Kun je daar iets meer over vertellen?

Ik voerde gesprekken van soms wel zeven uur met zo’n twintig mensen, jong en oud, over hun vaderrelatie, de invloed die dat heeft gehad of nog heeft op partnerrelaties en op de relatie met eigen kinderen, over (de zorg voor) zieke, dementerende ouders, over zoektochten, levensvragen en twijfels. En al hun details van de jaren ‘20 tot ’90 en van de geschiedenis van Odiliapeel waren zeer welkom. Ik woonde groepstherapiesessies bij, sprak met verpleegtehuisbewoners, verzorgsters en een Parkinson verpleegkundige, las boeken en onderzoeken over de werking van het geheugen vanuit de neurobiologie, neuropsychologie, filosofie en rechtspraak, over de ziekte van Parkinson, dementie en systeemtherapie, bezocht snackbars en markten en noteerde daar gesprekken en uitspraken, observeerde en vroeg mijn gezinsleden en vrienden hetzelfde te doen. ‘Bij elk mens hoort een kunststof kozijn!’ Als ik zo’n zin levensgroot zie staan langs de snelweg, móet die gewoon in een boek maar dan in een geheel andere context.

6bd0138c98888eed98fe3b22035a5c6b.jpg

Factcheck-vraag. Dan is er nog die hele lange titel die je meteen opvalt. Ik heb gevonden dat in Odiliapeel, de plek waar Marieke woonde, de Coöperatieve Diepvries Vereniging bestond, opgericht op 14 februari 1966. Ze verhuurden laatjes in een diepvrieskluis die aangedreven werd door een elektromotor van 5 pk. Heb je daar herinneringen aan en was je vader daar voorzitter van?  Waarom die neuzen van de zwarte schoenen op de cover?

Ja! Het was een te koude, spannende, donkere, betonnen ruimte bij de boerenbond - de CHV heette dat toe nog – waar ik als kleuter samen met mijn moeder kwam om bevroren kippen uit de diepvries te halen. Blijkbaar was mijn vader de voorzitter maar dat herinner ik me niet.
Het omslag koos vormgever Ron van Roon. Het beeld paste voor mij in die tijd en bij die voorzitter: zo’n man uit een klein dorp die op zondag én als belangrijke voorzitter van de diepvriesvergadering zijn keurig gepoetste schoenen uit de kast haalt. Het heeft iets knulligs en tegelijkertijd ontroerends.

Net als in je eerste boek schrijf je compact. Het zijn eigenlijk korte scenes, bijna associaties die je met elkaar verbindt. Heb je eerst allerlei herinneringen opgeschreven van ieder personage, die uitgewerkt en ze vervolgens samengebracht in één verhaal. Hoe ben je te werk gegaan?
Je hebt een mooi kader voor je verhaal gevonden: de laatste vijf dagen in het leven van Daan van Duin waarin de zeven kinderen aan het sterfbed van vader verschijnen. Ze halen allemaal hun herinneringen aan vader op. De enige constante is Marieke. Die is steeds aanwezig Was de structuur van je boek meteen helder?

Er was een begin. Er was een einde. Ook de structuur diende zich vrijwel meteen aan.
Na ruim een jaar had ik driehonded uitgewerkte, losse fragmenten/observaties die ik de moeite waard vond. Toen had ik ernstig behoefte aan een tijdbalk en een profielschets van alle personages.
Nog anderhalf jaar heb ik gepuzzeld tot alles op de enig denkbare plek viel. Ik herschreef, herschreef, herschreef de fragmenten tot alle terugkerende details en personages klopten.
Nooit eerder heb ik mijn geheugen zo op de proef gesteld. Elk detail van die driehonderd fragmenten moest ik paraat hebben in mijn hoofd om ze logisch te kunnen verbinden. In die warboel had ik Erik (Erik van Os, collega-schrijver en partner) hard nodig.
Maar meer nog dan met de verhaalstructuur/opbouw ben ik bezig geweest met zoeken naar precies de juiste, de mooiste woorden, met het uitbuiten van de taal. Daarin zit voor mij, bij elk boek opnieuw, het geluk van schrijven: het millimeterwerk.

Is het boek eigenlijk ook niet een soort eerbetoon aan Daan van Duin? Hij denkt dat zijn kinderen goed terecht gekomen zijn, heeft geleefd zoals hij dacht dat het goed was. Daar wordt verschillend over gedacht. Maar toch zijn al die kinderen aanwezig bij zijn sterfbed, vertellen hun verhaal in zijn aanwezigheid. Marieke reflecteert daarop en bouwt als het ware een monument voor haar vader.

Ja - ik denk het wel - het is zowel voor Marieke als voor mij een dankbetuiging aan haar c.q. mijn vader met al zijn onvermogens. Het is een eerbetoon aan de vaders van die tijd.

De roman graaft in de beleving van mensen en je zou het daarom een psychologische roman kunnen noemen. Marieke raakt steeds meer in verwarring als blijkt dat het verleden zoals de anderen het beschrijven is anders is dan hoe zij het ervaren heeft. Heeft ze dan het verleden verkeerd gezien? Marieke evolueert in haar gedachten. Is het grote thema in je boek voor jou niet het een tweede motto, achter in het boek, van Julian Barnes? “Hoe vaak vertellen we ons eigen levensverhaal? Hoe vaak stellen we bij, verfraaien we, laten we handig dingen weg? En hoe langer ons leven doorgaat, hoe minder er om ons heen overblijven om onze versie te betwisten, ons eraan te herinneren dat ons leven niet ons leven is, maar alleen het verhaal dat wij er over verteld hebben. Verteld aan anderen, maar – voornamelijk – aan onszelf.”

Absoluut!

Je schrijft met een behoorlijke ‘lichte pen.’ Nergens is het boek zwaar, steeds is er een sprankje humor, soms zijn het de kinderen Julia en Ot die iets zeggen waardoor de spanning even minder wordt. Dat is Je weet ook in een paar zinnen een periode neer te zetten: de seventies, Dobbelman wasmiddel, het rechtzetten van een televisieantenne op het dak “waardoor de sneeuw verdwijnt en Swiebertje weer zichtbaar wordt”, de koppeling aan muziek, literatuur. Dient zich dat automatisch aan?

Uh…dit zijn een paar vragen. Toch?
Die ‘lichte pen’: dat is de schrijfstijl die me als gegoten zit. Die dient zich automatisch aan als ik met verbazing naar de situatie, de mens of de wereld kijk. Zware onderwerpen die alleen maar zwaar, of nóg zwaarder, worden beschreven in romans en gedichten, zijn voor mij nauwelijks te verteren. Alles heeft twee kanten, ik zie ze graag allebei, ik laat ze graag beide zien. Er zijn trouwens ook lezers die zeggen dat door die ‘lichte pen’, mijn verhalen juist harder binnenkomen. Tja…
Over die periode neerzetten:
Ik twijfel ondertussen aan elke herinnering maar voor zover ik weet, heb ik - zeer handig – een nogal fotografisch geheugen. Met name details blijven aanwezig, een muziekflard, een regel uit een gedicht, een specifieke geur, een opvallende kleur of structuur, ik hoor, ruik, zie, voel ze nog steeds.
Maar nee, niet álles dient zich automatisch aan. Lang leve Google en het geschreven woord!

Wat ik opvallend vond was dat het gedicht van Maria Vasalis een aantal keren terugkomt.  Waarom is dat? Het is toevallig een van je lievelingsgedichten nietwaar?

“De zomerwei, des ochtends vroeg.
En op een zuchtje dat hem droeg
Vliegt een geel vlindertje voorbij.
Heer, had het hierbij maar gelaten.”

Ik hou inderdaad van dit gedicht, mooi eenvoudig en vervullend tegelijk, zo zou het leven moeten zijn. Of: zo is het in essentie.
Ook ‘De buigzaamheid van het verdriet’ van Hans Lodeizen komt meerdere keren terug.  
Ik gebruik graag terugkerende, betekenisvolle elementen en metaforen. Zij zijn de vaak onopgemerkte lijm van het verhaal en zorgen voor de cadans. Ik wil graag dat het verhaal gaat zingen en dansen.

Wat vind je dat de lezer nog meer zou moeten ontdekken in je boek.

Zoals elk mens een eigen verhaal vertelt, zo mag ook elke lezer een eigen verhaal lezen in mijn boeken.
Maar als ik het nu toch voor het zeggen heb dan zou ik kiezen voor het verhaal achter die details. Net zoals de vlinder uit het gedicht van Vasalis en de stille tuin van Hans Lodeizen zijn er meer terugkerende elementen: de rozen/bloemen, de papieren zakdoekjes, de geluksplant, het dansen, het water. Ik zou blij zijn als lezers die details opmerken en voelen waar die voor staan of wat ze benadrukken.
Neem de papieren zakdoekjes. Dat is een verhaal in een verhaal, het zou zomaar een prentenboek kunnen zijn. Marieke neemt ze mee omdat ze denkt die hard nodig te hebben. Uiteindelijk deelt ze de zakdoekjes een voor een uit aan haar familieleden, de laatste aan de broer die niet van plan is ooit in zijn leven te gaan huilen. En zeker niet om vader. Dit onderstreept de verbindende rol van Marieke.

Waarom heb je na Tante wederom gekozen voor een boek met Marieke in de hoofdrol? Komt er nog een deel om de trilogie compleet te maken? Je bent inmiddels de leeftijd van  drieëndertig al voorbij? Tipje van de sluier.

Gemak. Je mag het ook luiheid noemen. Een nieuw, kloppend en aansprekend personage tot leven brengen kost tijd en energie. Marieke was er al. En bovendien, Marieke is mijn zielsverwant. Ik vind het niet moeilijk om haar te begrijpen.
Ook heb ik de personages Julia en Ot opnieuw gebruikt, uit ons kleutervoorleesboek ‘Een dik jaar Julia en Ot’. Ook die kende ik al van binnen en buiten.
Een trilogie? Het zou zomaar kunnen, met Marieke en Kees en hun kleinkinderen? Wellicht schrijf ik dat samen met Erik.
Er zijn plannen maar ik wacht, net zoals bij de eerste twee romans, tot dat verhaal zich aandient en gebeurt. Tot nu toe: Er is een begin. En er is een einde.

Website Elle van Lieshout

 



Reacties op: Elle van Lieshout: “Ik wil graag dat een verhaal gaat zingen en dansen”

Meer informatie

Gerelateerd

Over

Elle van Lieshout

Elle van Lieshout

Elle van Lieshout is kinderboekenschrijfster. Zij schrijft regelmatig alleen, zo...