Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Weet u alles van Elsschot? Wij niet.

op 10 juli 2019 door

Binnen Hebban hebben we al heel wat aandacht aan Willem Elsschot besteed: artikelen, een befaamde Dwaallichtwandeling die we met liefhebbers van Elsschot onder leiding van Eric Rinckhout door Antwerpen maakten en niet te vergeten de leesclubs rondom al zijn romans die zo buitengewoon fraai door Polis werden uitgegeven. Nathalie en Jan waren bij veel van de leesclubs betrokken en zijn steeds dieper in zijn werk gedoken. In dit artikel bespreken ze naar aanleiding van De ontdekking van Elsschot van Vic van de Reijt (1950) een aantal dingen die hen opvielen.

9f8fcc63444a8969a1da46f944bd0228.jpgVic van de Reijt (1950) werd door Karel van het Reve op het spoor van Elsschot gezet. Van het Reve schreef in 1977 dat Elsschot de beste Nederlandse schrijver van de 20e eeuw was en dat zijn meesterschap miskend werd. Van de Reijt studeerde toen Nederlands en wijdde zijn doctoraalscriptie aan Elsschot. Inmiddels is hij uitgegroeid tot Elsschot-expert met als hoogtepunt Elsschot. Leven en werken van Alfons de Ridder (2011), de biografie van deze Vlaamse schrijver. Eigenlijk moet iedere Elsschot-liefhebber die in de kast hebben staan én gelezen hebben. En ken je Elsschot nog niet, dan is het dé kans om met zijn leven en werk kennis te maken.

Geen woord teveel

Daarnaast schreef hij ook nog tal van andere artikels over deze schrijver en de man erachter, Alfons De Ridder (ook nog gekend als Fonne van den bakker), die zijn biografie niet gehaald hebben.  Met het boek De ontdekking van Elsschot bundelt Van de Reijt veertig stukken over zijn persoonlijke zoektocht naar Willem Elsschot over een periode van 40 jaar. Ze staan in chronologische volgorde en hebben maar één doel: de mensen stimuleren Elsschot te lezen. En het moet gezegd worden, dit doel wordt wel bereikt. Je wordt hongerig gemaakt naar zijn boeken. En dat werk betekent genieten van unieke taal. Elsschot schrijft geen woord te veel en steeds met een toets van ironie. Het is onvoorstelbaar hoe fris en actueel zijn werk is, terwijl het al zo’n honderd jaar geleden geschreven is.

Klets-Mee en ‘Surmonts’

Nathalie: In een aantal essayistische stukken zet hij de hakbijl in een paar boeken die over Elsschot zijn verschenen en  in zijn ogen geen genade kunnen vinden. De schrijfster van het boek Over Willem Elsschot, Annemie Kets-Vree, hernoemt hij willens en wetens mevrouw Klets-Mee, een niet van vrouwelijke clichés gespeende bijnaam eerlijk gezegd; gelukkig citeert hij voldoende argumenten om te denken dat dit vooral ingegeven is door haar schrijverijen.

Jan: Van de Reijt is keihard als auteurs te ver gaan in wat ze over Elsschot schrijven. Een ander voorbeeld daarvan is de Oostendse leraar Jean Surmont. Die heeft het boek Tussen droom en daad geschreven. “Het bevat exact vijftig feitelijke onjuistheden, vierentwintig onbewezen stellingen, achtentwintig enormiteiten (de zogenaamde ‘Surmonts’), acht voorbeelden van misplaatste eruditie en één nieuwtje.” Vervolgens onderbouwt Van de Reijt genadeloos zijn kritiek. Het nieuwtje: de verklaring van het pseudoniem Nicodemus waarvan Elsschot zich twee maal bediende. Maar wat de verklaring dan is, blijft verborgen. Dus moeten we op zoek naar blz. 199 van het boek van Surmont. Zo zet Van de Reijt je wel tot actie aan. Leuk voor ieder die wat verder in Elsschot wil duiken.

Nieuwtjes

0126ad9e89c68aeb8b4acc0e200975f4.jpgNathalie: Johan Anthierens, die ik kende als messcherpe cynische criticus uit de ‘boekskes’ en van op tv, bewonderde blijkens dit boek als geen ander Elsschot, en na een slecht begin bij een bezoek aan Elsschot brak het ijs tussen hen dan toch. Anthierens schreef het boek Het Ridderspoor over hem, hij zou in de auteur zichzelf hebben herkend als non-conformist én als absoluut individu. Vanaf zijn ziekbed schreef Anthierens in bevend handschrift deze liefdesverklaring:

“Van Louise Créteur in ‘Villa des Roses’ tot Maria van Dam in ‘Het dwaallicht’ omarmt Willem Elsschot een oeuvre lang de onvolmaakte medemens. Het Hogere spreekt hem niet naar, de suikergloed van de religie verblindt hem niet, maar de som van onze kleinheid inspireert hem mateloos. Daarbij verheft hij het Nederlands tot een totale taal die vijftig jaar na het zwijgen van de schrijver vanzelfsprekend nabloeit.”  

Anthierens schreef trouwens ook nog een biografie over zijn andere idool, Jacques Brel.

Ook de totstandkoming van en de consternatie rond het gedicht Borms dat Elsschot in 1947 schreef op de Vlaams-nationalistische August Borms, die zowel collaboreerde in de Eerste als in de Tweede Wereldoorlog, werd volledig voor mij uit de doeken gedaan. Net als Borms was Elsschot zelf ook voor de vernederlandsing van het toenmalige nog Franstalig georganiseerde Vlaanderen. Elsschot zou dit verder gerechtvaardigd hebben door te wijzen op het feit dat hij het altijd voor de menselijkheid en tegen de doodstraf opneemt, voor de kleine man en tegen de autoriteiten. Hij heeft op dat gedicht overigens zeer lang gewerkt, en had er al heel wat versies van vooraleer het eindelijk echt af geraakte. Het was wel door dit gedicht op het einde van zijn carrière dat hij zijn literaire aspiraties aan de wilgen moest hangen omdat zijn literaire relaties hem de rug hadden toegekeerd. En dé reden dat hij stopte met schrijven klaarblijkelijk. ‘Borms’ werd ingestuurd voor publicatie in het Nieuw Vlaams Tijdschrift en dit stuitte op weerstand van de redactie, het gedicht boorde hem het lidmaatschap van de Koninklijke Vlaamsche Academie door de neus, en kostte hem volgens hemzelf zeker de ‘Groote Prijs der Vlaamsche Letterkunde’.  Afhankelijk van de periode waarin dit gedicht achteraf nog ter sprake kwam, distantieerde Elsschot zich van het gedicht of was hij er zelfs fier op. 

Jan: Hilarisch is het artikel over de wijze waarop hij de Mosterdverzen schreef voor de firma Tierenteyn in Gent. Soms net voor hij bij Tiertenteyn (Ferdinand, want dat is de echte) op bezoek ging om een advertentie binnen te halen. Na de dood van Elschot zou onder meer Jos Vandeloo een aantal Tierenteyn-versjes geschreven hebben.

d3d28478f8569342a64003ec31cf9346.jpgSimon Carmiggelt kocht in 1936 op de Haagse boekenmarkt voor een kwartje een exemplaar van de tweede druk van Een Ontgoocheling. Vanaf dat moment bewonderde hij Elsschot. Zes jaar later zag hij de schrijver voor het eerst tijdens een lezing in Rotterdam. In maart 1948 laat hij zich bij Elsschot thuis introduceren. Die ontmoeting verliep stroef. Hij schreef Ontmoetingen met Willem Elsschot. Daarin staat onder meer dat Elsschot door Marnix Gijsen en Gerard Walschap onder druk werd gezet om voor katholieken kwetsende passages uit Tsjip (waar zijn eerste kleinkind Jan Maniewski model voor stond) te verwijderen. Elsschot overwoog een concessie te doen, want Gijsen was een belangrijke zakenrelatie van hem, maar uiteindelijk bezweek hij niet. Op zondag 29 mei 1960, twee dagen voor Elsschots dood, bezocht Carmiggelt hem nog. Elsschot deed zelf open, was doodmoe. Het werd niet meer dan een korte begroeting. Op 30 mei schreef Elsschot aan Carmiggelt toch nog een excuusbrief over dat bezoek: Elsschot had Carmiggelt niet herkend. Elsschot had ooit eerder in een brief over Carmiggelt gezegd: “Aardige man, maar ‘m kijkt altijd zo sip.” Toch dat boek van Carmiggelt maar eens opzoeken.

8b99415f0a78e50ab06834a7eee4dca2.jpg

Ontraadseld

In de leesclubs gingen we soms erg de diepte in op zoek naar waarheden die wij niet kenden. Van de Reijt ontraadselt er tot ons genoegen een paar.

Nathalie: Elsschot ging blijkbaar van start met Het Dwaallicht te schrijven toen hij bij de opening van een expositie een mooi portret van een ‘Antwerpsche zakkennaaister’, stoere vrouwen die zwaar werk deden in de haven overigens, van de Antwerpse havenkunstenaar Eugeen Van Mieghem (1875-1930) had gezien. Toen had hij het beeld van Maria Van Dam voor zich en schreef hij het boek in enkele weken neer. Het eerste typoschrift van Het dwaallicht dateert van 7 mei 1944, maar Elsschot laat de handeling in 1938 (het jaar van o.a. de Kristallnacht) afspelen. Dat was ook overigens de dag waarop hij 62 werd, én exact een jaar vóór de uiteindelijke capitulatiedatum van de Duitse bezetter. 

Jan: Uit een twintigtal interviews in de periode 1941-1959 die Van de Reijt heeft opgeduikeld concludeert hij dat de lezer de romans van Elsschot als zijn dagboeken mag lezen. Zo zegt hij over Kaas dat het zijn meest geslaagde boek is. ”Het is een brok uit mijn leven, de uitdrukking van mijn walg tegenover publiciteit en handel. Het is ook de beschrijving van de beste jaren van mijn leven, in Rotterdam.” En over Het Dwaallicht zegt hij dat hij die wandeling werkelijk gemaakt heeft. Hij zegt dat schrijven een marteling voor hem is, waaraan hij zich af en toe niet kan onttrekken. Men moet bedenken dat Elsschot in de eerste plaats zakenman was, die daarnaast weleens schreef. Wat me ook opviel was dat hij niet geïnteresseerd was in verkoopsuccessen, maar wel hoopte op waardering van vrienden en mensen die hij hoogachtte. Eigenlijk wel logisch want hij was allereerst reclameman. Hoewel er toch ook wel perioden waren dat er wat minder vlees op de botten was in dat vak en hij probeerde met schrijven toch extra geld binnen te krijgen. 

Reclameman

Alfons De Ridder was natuurlijk vooral reclameman. Van de Reijt beschrijft de zoektocht naar een exemplaar van het fameuze Wereldtijdschrift uit Lijmen, de Revue Continentale Illustrée als een echte odyssee. Via de Vlaamse Erfgoedbibliotheek word je die zoektocht die Van der Reijt toentertijd moest doen, tegenwoordig bespaard: http://www.flandrica.be/flandrica/items/show/806 (via de universiteitsbibliotheek Gent). De Almanak der Kroostrijke Gezinnen was ook een succes. En De Ridder was concessiehouder voor alle publiciteit voor de Snoeck’s almanakken vanaf jaargang 1943. En hij bezat de reclamerechten voor de publiciteit op alle stations in België. Handige jongen dus. 

16fa49259a229d9f7f2a2242fa6ca63f.jpgNathalie: Elsschot had in 1936 de directeur exploitatie van de eerste Europese wolkenkrabber, de Antwerpse Boerentoren, gecontacteerd. Hij wilde toen de vier zijden van de toren huren om er huizengrote reclame op te zetten. Tijdens de bouw van de toren was dit trouwens al eens gebeurd. Elsschot is het niet gelukt. In het voorjaar van 1994 lukte het Tom Lanoye wel, die er als eerste stadsdichter in gelukt was de eerste strofe van één van zijn stadsgedichten maandenlang te laten hangen op de toren in een geweldige typografie van Dooreman. Van de Reijt neemt dit volledige gedicht op in deze bundel, en mij waaide dit huzarenstukje lange tijd tegemoet toen ik er in die tijd langs wandelde…

c586b89a4c3ff883a6910eea7c26faa9.jpg

Jan: Ik vond het verhaal over de relatie van De Ridder met het Koningshuis geweldig. “De betrekkingen waren vooral van mercantiele aard”. De Ridder was er in geslaagd om het zeven kilo zware Gulden Boek van het Eeuwfeest van de Belgische Onafhankelijkheid uit te geven: het Livre d‘Or du Centenaire de l’Indépendance  Belge 1830-1930. Met een aanbevelingsbrief van koning Albert lijmde De Ridder vervolgens alle ministeries en belangrijke industriëlen om een (betaalde) bijdrage aan dit boek te leveren. Er zouden zestien luxe exemplaren verschijnen die het hof zou aankopen. Door gestuntel van een collega ketste dat af. Het boek was pas een jaar na het eeuwfeest klaar. Toch wist hij nog vier exemplaren aan het hof te slijten van de meest luxueuze editie, “waarvan één op naam, in vrouwelijk zwijnsleer gebonden, ‘naadloos van het hele varken.’” 

En verder…. 

Nathalie: Van de Reijt wijdde tot mijn warme sympathie ook een in memoriam aan Luc De Vos, wijlen zanger van de groep Gorki, en die twee gedichten van Elsschot op muziek zette tijdens zijn leven. Dat vind je trouwens ook terug in het prachtige artikel van Ine dat zij nog schreef over Willem Elsschot en muziek.

Er is ook een stuk over de relaties van Elsschot met zijn uitgevers en één over de relaties met potentiële vertalers van zijn werk (die niet zo goed waren blijkbaar). Er is een fictief interview in het boek opgenomen tussen de auteur en Elsschot zelf dat schitterend en hilarisch is. Ook enkele van zijn studentikoze vondsten, waaronder het lied Schele Vanderlinde, komen aan bod. (Klik hier voor de tekst van dit lied.) 

Jan: Ik heb zo moeten lachen om het fictieve interview dat Van de Reijt hield op verzoek van de veel te vroeg overleden Wim Brands. Het interview is opgebouwd uit bestaande interviews. Locatie: Elsschots favoriete Café Rubenshof aan de Groenplaats .”Un stout, un. En een blond bier voor dezen Ollander” en ” Un stout un. En een pel-elleke voor dien Ollander.” Het zijn legendarische zinnen. 

Nathalie en Jan: Er valt zoveel te genieten in deze bundel artikelen. Tot slot wat mooie Elsschot uitspraken:

"Als je door de muze gebeten wordt, vloeit het zo wel uit de pen."

"Ik schrijf enkel en alleen om klassiek proza voort te brengen, dat mooi is en mooi zal blijven. Het is louter ijdelheid."

Presentatie Vic van der Reijt: 

Onze vorige artikels rond Willem Elsschot: 

Elsschot zoals je hem nog niet eerder zag (Banner Letterenhuis Antwerpen)

Teksten: Jan & Nathalie
Redactie: Jan
Lay-out: Nathalie
Banner: Anne

Foto Vic van de Reijt: Chris van Houts
Foto Livre d'Or du Centenaire de l'Indépendance Belge afkomstig uit het boek, Athenaeum - Polak & Van Gennep



Reacties op: Weet u alles van Elsschot? Wij niet.

Meer informatie

Gerelateerd

Over

Vic van de Reijt

Vic van de Reijt

Vic van de Reijt (1950) is uitgever, bloemlezer, publicist en muziekverzamelaar....