Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Terug

Column /

Chapbooks: Elske van Lonkhuyzen

Bij literair productiehuis Wintertuin verschijnen sinds kort de zogenaamde chapbooks, kleine publicaties die de opmaat vormen voor een uitgave bij een landelijke uitgever, waarin schrijvers een voorproefje geven van hun talent. Hoe zijn zij de kunst van het schrijven meester geworden? En welke tips hebben zij voor eenieder die het schrijverschap ambieert? Deze week Elske van Lonkhuyzen, auteur van 'Met de beste bedoelingen', aan het woord.

PRODUCTIEFOUTEN

Ik heb afgelopen week elke dag geschreven in een voormalige bruidsoutlet. Het concept van een bruidsoutlet sprak me enorm aan. Ik zag de etalage met de restpartijen bruiden al levendig voor me en stelde me de verkoper voor, met zijn groene vlinderstrikje, die de bruiden aan een enkele schuchtere klant probeerde te slijten. ‘Deze heeft een klein productiefoutje’, zou hij zeggen, ‘het ene been is wat korter dan het andere, maar daar merk je vrijwel niks van.’ Of: ‘Deze schiet snel uit haar slof, maar ze heeft veel humor en kan liters speciaalbier op zonder dronken te worden.’

Later vertelde iemand me dat hier geen bruiden maar jurken werden verkocht.

Om de hoek van de bruidsjurkenoutlet zit een groot poolcentrum waar ik vroeger vaak met mijn beste vriend kwam. Poolen is een van die dingen die ik heel leuk vind zonder dat het me kan schelen of ik er goed in ben. Ik pool al jaren op hetzelfde lage niveau en begin elke partij toch met hetzelfde aan overmoed grenzende optimisme. Mijn afstoot gaat na tien jaar aan goedbedoelde adviezen nog altijd met een lullig vaartje en als ik eens een bal in de pocket schiet, is dat meestal toevallig. Dat vind ik prima.

Ik hou mezelf graag voor dat ik ooit net zo onbekommerd schreef als ik poolde. Vroeger, denk ik dan, deed ik maar lekker wat. Het kon allemaal niet gek genoeg. Maar als ik eerlijk ben werd het al heel snel menens met dat schrijven. Dat sloop er gaandeweg gewoon in. En in de verhalen die per ongeluk lukten, die per ongelukten (ik sta mezelf dit woordgrapje toe omdat ik bij het stuk over poolen het grapje met ‘keus genoeg’ heb geschrapt), in die verhalen gebeurde er iets wonderlijks. Iets dat ik vaag ergens van binnen bedoelde, kreeg gedaante. Een eigen vorm. Ik kon het uitprinten, op tafel leggen en ernaar kijken. En ik hoefde er niet naast te staan om uit te leggen wat ik bedoelde omdat de mensen die ik had bedacht – Marga met haar keurige gazonnetje, Karla met haar schoenenfabriek en haar muitende personeel – het verhaal zelf vertelden, op eigen kracht. En andere mensen, die ik niet zelf had bedacht, lazen het verhaal en zeiden dat ze het mooi vonden, dat het herkenbaar was, dat ze er onbedaarlijk om hadden gelachen of zelfs een beetje om hadden gehuild.

Toen er eenmaal mensen om mijn verhalen hadden moeten lachen of huilen, wilde ik eigenlijk geen verhalen meer schrijven die helemaal niets meer deden. Ik wilde dat het uitdrukken voortaan gewoon lukte en ik wilde het toeval uit alle treffers bannen. Weg met de willekeur, dacht ik, en ik stak strijdlustig een vuistje in de lucht.

Ik besloot er hard aan te werken. Niemand is ver gekomen zonder hard te werken, dacht ik. Ik kocht bij de HEMA een agenda, zo’n mooie kantooragenda. Ik dacht: ik moet investeren in de bv die ik zelf ben. Ik las boeken, sprak mensen, keek naar interviews en naar toespraken van schrijvers die het hadden gemaakt. Ik imiteerde mijn helden, stelde moeilijke dingen heel lang uit en deed ze daarna toch. Ik schreef. Ik schreef heel veel. Wat ik schreef, las ik met een warm gezicht voor op de literaire avond in het café aan de kade, er waren vier luisteraars op afgekomen, ik kende er drie persoonlijk, dat maakte het alleen maar enger. De vierde verzorgde op een klein keyboardje de muzikale intermezzo’s. Ik stuurde mijn verhalen naar tijdschriften en naar schrijvers die ik hoog had zitten en wachtte onrustig hun reactie af. Ik vervloekte al die versies die het nét niet waren, ik dronk een glaasje wijn, schreef een statusupdate op Facebook, een uur later vonden twaalf mensen – waaronder drie tantes – het leuk, ik dacht tevreden: ik ben ook eigenlijk vooral van de korte baan, ik nam nog een glaasje.

De tijd verstreek. Er bleven maar versies ontstaan die het net niet waren. Veel meer dan die het precies wél waren. Er bleven van die dagen komen dat de personages als rare constructies op het papier lagen. Met geknakte ledematen en vreemde uitspraken. Geen uitspraken die ze zelf zouden doen maar uitspraken die ík zou doen. Het was alsof ik een plattegrond bestudeerde om de route naar een leuk feestje te ontdekken, het feestje van het jaar. Iedereen had het erover. Ik had uren naar de kaart gekeken maar straten die ik verwachtte aan te treffen, bleken toch anders te heten en om hoeken waar ik niks verwachtte, lag plotseling een park of fontein.

Deze week zei iemand tegen me: ‘Ik vraag me af of die plek waar jij heen wilt wel bestaat.’

Ik heb een denkfout gemaakt. Geen typische schrijversdenkfout maar een algemene mensendenkfout, een klassieker. Van ‘vooruitgang komt niet zonder hard werken’ heb ik ‘van hard werken komt vooruitgang’ gemaakt. Ik vond dat ik nu ergens recht op had omdat ik mijn best had gedaan en je kunt nou eenmaal niet meer doen dan je best. Dat zeiden mijn ouders vroeger toch ook, als ik zenuwachtig was voor een toets op school.

Het is waarschijnlijk geen toeval dat de mensen in mijn verhalen ook steeds garanties willen die er gewoonweg niet zijn. Ze proberen hun geluk af te dwingen maar doen dat telkens op de verkeerde manier. Ze zijn koppig en arrogant en als het erop aankomt heel bang. Soms vind ik dat vermakelijk en soms zou ik bij ze op de koffie willen gaan en zeggen: ‘Het komt goed.’

Dit is wat ik mezelf en de tobbende medemens het meeste gun: mededogen. Tegenover elk verhaal staat een restpartij verhalen die het nét niet zijn. Verhalen vol productiefouten. Dat is prima. ‘Dit verhaal loopt een beetje mank’, moeten we voortaan maar zeggen, ‘maar halverwege zit een scène die je nooit zult vergeten.’ Of met een glimlach: ‘Dit verhaal schreef ik na liters speciaalbier en dat zie je er ook aan af.’

In het poolcentrum hier om de hoek heb ik in tien jaar tijd eigenlijk maar één ding geleerd, en dat is om die zeldzame keer dat ik een bal perfect raak niet langer verbaasd ‘heeee!’ te roepen. In plaats daarvan herpak ik me en geef ik met een klein knikje aan dat dit precies de bedoeling was, waarna ik heel rustig de punt van de keu van een nieuw laagje blauw krijtstof voorzie.



Over de auteur

Elske van L

0 volgers
0 boeken
0 favorieten


Reacties op: Chapbooks: Elske van Lonkhuyzen

 

Gerelateerd

Over

Elske van Lonkhuyzen

Elske van Lonkhuyzen

Elske van Lonkhuyzen schrijft ontroerende, grappige en een tikkeltje grimmige ve...