Meer dan 5,2 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Hebban vandaag

Interview /

De kroeg in met… Franca Treur

door Wilke Martens 4 reacties
'Hoor nu mijn stem' is de derde roman van Franca Treur, de schrijfster die eind 2009 furore maakte met haar debuut 'Dorsvloer vol confetti'. Hebban dook met Franca Treur een Amsterdamse bruine kroeg in om te kletsen over haar nieuwe boek, thuiskomen en lezen. En het is niet onopgemerkt gebleven.

‘Is dat een telefoon?’, vraagt de barman als hij een vaasje en een bokbier brengt. Vakkundig legt hij een viltje neer voordat hij de glazen voor ons op tafel zet. Nog maar één tafeltje was vrij in Café Chris in de Jordaan; ondanks de doordeweekse avond was zelfs geen barkruk meer leeg.
‘Nee, dat is een voicerecorder’, antwoord ik.
‘Om het gesprek op te nemen’, vult Franca aan.
‘Nou, dan zal ik maar snel mijn mond houden’, grijnst de barman. ‘Zal ik even tegen iedereen zeggen dat ze hun mond moeten houden?’
‘Heel graag’, zeg ik cynisch en ik druk op ‘rec’.


'Hoor nu mijn stem is een verhaal over thuiskomen. Dat roept gelijk de vraag op wat ‘thuis’ dan precies is. Als je van een plek bent weggegaan, om te studeren bijvoorbeeld, dan kom je in een totaal andere setting. Hoe anders die setting ook is, het wordt op den duur je thuis. Tegelijkertijd raakt de plek waar je vandaan komt steeds verder op de achtergrond. Die twee werelden - je oude en je nieuwe thuis - raken van elkaar verwijderd. Het wordt daarmee steeds moeilijker om die twee werelden te combineren.'

Hoe ging dat bij jou, toen je je ouderlijk huis verliet?

'Wat mij vooral opviel toen ik ging studeren, was dat mensen heel veel over zichzelf praatten. Studiegenoten hadden concepten en woorden, waarmee ze zichzelf konden ontleden of duiden. Je positie binnen het gezin, bijvoorbeeld, dat was iets waar ik nooit over had nagedacht, terwijl het heel veel over je zegt. Die kennis en inzichten die je vervolgens daarover opdoet, kun je niet één-op-één meenemen als je weer naar je ouders gaat. Dat zou maar vreemd aanvoelen. Die bevreemding, daar gaat mijn nieuwe boek over. Bij Gina, de hoofdpersoon, is dat in het extreme doorgevoerd. De mensen bij wie ze opgroeit zijn niet haar ouders, maar haar oudtantes. Die representeren een andere generatie, die ook nog eens erg conservatief is, heel erg gelovig.'

Was je nog niet uitgeschreven over het geloof?

'Ik vond Dorsvloer vol confetti eigenlijk niet zo over geloofsbeleving gaan. Wel over de refocultuur. Voor mij ging het er vooral over dat het geloof één verhaal tot waarheid verheft en dat alle andere verhalen altijd op de achtergrond blijven, dat het in principe leugens zijn. De waarheid duldt geen alternatieven. Dit keer gaat het meer over hoe mensen het bevindelijk-gereformeerde geloof ervaren. Het kwam vooral door het personage Tante Ma, een bekeerde vrouw, die eigenlijk een soort heiligenstatus heeft. Dit soort mensen intrigeren me heel erg, omdat ze zo stevig weten dat ze goed zitten. Ze hebben er een enorm vast vertrouwen in dat zij de waarheid kennen, en dat alleen zij de waarheid kennen. Dat geldt lang niet voor iedereen binnen de reformatorische gemeenschap, ook al ben je lid van de kerk en belijd je actief het geloof. Daarom heb ik me afgevraagd, hoe kunnen die bekeerde mensen er zo zeker van zijn dat ze zijn uitverkoren? Het is immers toch iets subjectiefs? Op de een of andere manier moet je dat jezelf hebben aangepraat, op basis van iets wat je hebt meegemaakt. Dat houd je dan een heel leven lang vol en je ontleent er een bepaalde status aan. Ik wilde uitzoeken hoe dat precies werkt.'

Kun je daar gemakkelijk naar vragen binnen de reformatorische gemeenschap?

'Als je iemand goed kent kun je wel vragen wat ze hebben meegemaakt. Je moet dat wel netjes doen, natuurlijk. Ik heb best lang gepraat met mensen die bekeerd zijn, maar toch kom je er nooit écht achter hoe het werkt. Je krijgt altijd een mist van woorden terug. ‘Het voelde zo heerlijk, dat kun je in mensenwoorden niet uitleggen.’ In mijn boek probeer ik er dichtbij te komen, maar uiteindelijk kan je nooit écht voelen wat iemand anders voelt, je zal het moeten doen met hun woorden.'

Verlichte geest: tussen feit en fictie

‘Ik geef jullie een lampje’. De barman steekt het waxinelichtje aan dat op de tafel staat. ‘Dan kunnen jullie ook zien wat jullie aan het doen zijn, of niet dan?’
‘Can we sit here?’, vraagt een toerist, die net binnenkomt. Zijn metgezel komt vlak na hem de kroeg binnen. Ze ogen Italiaans.
‘Of course’, zeg ik, ‘no problem.’
De barman neemt hun bestelling op en komt niet veel later terug met twee biertjes. ‘We don’t call these small beers, but normal beers’, zegt hij, als hij twee biertjes voor de heren neerzet. ‘We call them ‘vaasjes.’


'Ina, mijn hoofdpersoon, groeit op bij haar oudtantes, niet bij haar ouders. Ik heb daar bewust voor gekozen, want als ik weer een gezin zou opvoeren, leest iedereen dat als 'mijn gezin'. Toen Dorsvloer vol confetti verscheen, probeerden lezers uit het dorp van ieder personage te ontdekken op wie het gebaseerd zou zijn. Ik hoefde mijn ouders niet zoveel uit te leggen, zij wisten immers wel dat het een fictief verhaal is, maar ze denken altijd dat andere mensen denken dat het over hen gaat. Dat wilde ik hen dit keer besparen.'

Had je je verkeken op de reacties?

'Ja, maar ik had natuurlijk ook helemaal niet zien aankomen dat het zo’n groot discussieonderwerp zou worden binnen de reformatorische wereld. Het boek kwam ook terecht bij mensen die nooit romans lezen. Dorsvloer vol confetti lazen ze wel, maar alsof het de krant is. Of de bijbel. Dus heel letterlijk. Het staat geschreven, dus is het gebeurd. Ik moet ook vaak uitleggen dat ik sommige dingen alleen maar in de mond leg van een personage, dat het niet per se betekent dat ik dat zelf ook vind. Maar ja, je hebt het wel als schrijver bedacht, waardoor veel lezers ervan uitgaan dat je het zelf ook vindt.'

Bij de studie Literatuurwetenschap heb je juist ingepeperd gekregen dat de auteur en de verteller niet een en dezelfde zijn. De meeste lezers doen dat dus toch?

'Ja, maar het is ook een ingewikkelde kwestie. Ik laat mijn hoofdpersoon een psychologisch proces doormaken, maar ik ben degene die dat psychologisch proces heeft bedacht en vormgeeft. Lezers gaan dat proces dan toch ook op mij projecteren. Ik snap wel dat het zo werkt, al wil ik niet daarin gevangen zijn. Als lezers iets uit het boek één-op-één op mij projecteren, dan is dat niet wie ik ben. Al speel je daar natuurlijk wel mee. Ik zie Gina niet als een versie van mezelf, maar ik schrijf wel altijd zo dat ik mijn personage had kunnen zijn. Ik laat ze bijvoorbeeld dingen meemaken die in mijn eigen leven niet gebeurd zijn, maar waarvan je wel het gevoel hebt dat ze gebeurd hadden moeten zijn om jezelf beter te kunnen begrijpen. In een boek kun je dat plannen. Ik schep mijn personages, ik laat ze handelen en denken. Ik blijf er zelf heel dichtbij, ik wil ze niet laten bungelen. Het is eigenlijk een experiment, dat best wel veel zegt over mij.'

Zie je je personages als een soort tool om jezelf te begrijpen?

'Ja, die functie hebben ze ook. Ik schrijf bijvoorbeeld helemaal niet zo graag over het geloof en over de bijbel, omdat dat voor mijn geen neutrale onderwerpen zijn. Voor mij gaat het geloof gepaard met schuld en onmacht. Je bent schuldig, omdat je door en door zondig bent. Toch kun je niets aan die situatie veranderen, omdat alleen god je genade kan geven. Je kan echter op geen enkele manier beïnvloeden of hij dat doet of niet, je staat geheel machteloos. Dat zijn geen leuke gevoelens om te ervaren, en schrijven brengt die gevoelens weer heel dichtbij. Tegelijkertijd vind ik het een belangrijk onderwerp, dat ik via mijn personages kan analyseren. Ik merk dat deze manier van analyseren macht geeft. In tegenstelling tot mijn jeugd, waarin ik machteloos stond tegenover de predestinatie van god, heb ik bij mijn personages wel de controle. In een gecontroleerde setting kan ik kijken hoe het mijn personage afgaat, zonder zelf de pijn te voelen.'

Leesverslaafd

‘Jullie willen nog wat bestellen’, zegt de barman, terwijl hij meeneuriet op ‘I can’t go for that’, het jarentachtignummer van Hall & Oates.
‘Graag’, zeg ik. ‘Hebben jullie ook thee?’
‘Nee, warme dranken serveer ik nu niet meer’, zegt de barman verontwaardigd. ‘Als ik daar aan ga beginnen, heb ik hier half Frankrijk zitten op twee kopjes thee.’
‘Doe dan nog maar een biertje.’


'Als kind was ik al leesverslaafd, ik las heel graag romans. Ik las ze vooral om weg te zijn uit de wereld waarin ik zat. Ik nam helemaal niet aan dat de inhoud iets met de schrijver te maken had. Ik stond er niet bij stil dat die personages bedacht waren of dat hun dialogen ook iets met de schrijver te maken kunnen hebben. Ik nam de verhaalwerkelijkheid voor lief, ik was helemaal niet met de schrijver bezig.'

Is het immers niet de lezer die uiteindelijk het boek maakt, door er een interpretatie aan te geven?

'Anderen kunnen mogelijk dingen duiden waar je tijdens het schrijven mee bezig bent geweest, maar die je na afloop bent kwijtgeraakt. Het kan heel prettig zijn als iemand dat toch helder analyseert. Zo had een Vlaamse recensent eruit gepikt dat Gina een offer brengt door haar haar af te laten knippen op televisie. Ze wil haar ex laten zien dat ze fout zat en dat ze ver wil gaan om hem terug te krijgen. Maar wat betekent een offer in een niet-christelijke context? Kunnen we offers nog wel als zodanig herkennen? Ja, dan ben ik toch blij dat die persoon dat gezien heeft.'

Kom je wel eens interpretaties van je werk tegen waar je het helemaal niet mee eens bent?

'Nee, niet als het gaat om hele redeneringen die goed onderbouwd zijn. Het is wel eens gebeurd dat iemand iets geks erin las, maar dat kwam niet intelligent en coherent over. Wat me daarentegen opvalt is dat mensen heel hard kunnen zijn. Ik verbaas me erover dat iedereen altijd wil oordelen over een boek, maar als je geen recensent bent, dan hoeft dat toch niet per se? Je kan toch gewoon een boek lezen en het tot je laten komen, zonder dat je in je achterhoofd al sterren aan het geven bent? Volgens mij kun je veel meer uit een boek halen als je je niet steeds hoeft af te vragen of je het goed vindt of niet.'

Lees je zelf zonder te oordelen?

'Als ik een boek lees, ben ik niet bezig met het idee dat ik er een beoordeling over moet geven. Ik kijk of er iets van mijn gading te vinden is. Een originele gedachte, of een bepaalde manier van opschrijven die maakt dat ik wil doorlezen. Als iets me intrigeert, dan lees ik wel technisch. Wat gebeurt hier precies?'

Bij welk boek heb je je dat voor het laatst afgevraagd?

'Laatst las ik Een diadeem van dauw van Arie Storm, dat is wel een boek waar je helemaal in het hoofd van de schrijver zit. Storm schrijft heel erg over zijn eigen situatie, al weet je niet precies wat wel en niet waar is. Dat geeft ook helemaal niet. Wat ik zo interessant vind, is dat hij zich heel veel permitteert. Dat deed hij ook al in eerder werk. In een van zijn boeken voert hij zijn eigen vrouw sprekend op, die haar man, de schrijver, gelijk geeft als hij in een van zijn boeken schrijft dat haar moeder een heks is. Hoe brutaal ben je dan?'

Een lang verhaal kort  

‘Fasje’, zegt een van de toeristen voorzichtig, als de barman een nieuw biertje voor ons neerzet.
‘Vaas-je.’ De barman articuleert overdreven. ‘The Dutch language is easy!’
‘Vaaassje’, zegt de toerist tegen me en heft zijn glas. ‘Vaasssss-juh.’
‘Handig hè, om af te spreken in een bruine kroeg’, lacht Franca, als we proosten met onze buren. ‘Ik ben benieuwd of je dit wel kan terughoren.’ Ze wijst naar de voicerecorder, die nog altijd op tafel zijn werk ligt te doen.
‘Ik heb er alle vertrouwen in’, zeg ik en glimlach bemoedigend naar mijn buurman, die nog altijd op zijn uitspraak oefent. 


'Op dit moment ben ik vooral met korte verhalen bezig. Nadat ik De Woongroep had afgerond, schreef ik ook veel korte verhalen. Ik had gemerkt dat ik het een uitdaging vond om dingen heel kort te zeggen, met zo min mogelijk woorden. Mijn romans zijn dik. Ik ben uiteindelijk toch ook een ouwehoer en mijn personages hebben altijd meer context nodig dan ik van tevoren inschat.'

Hoe ontstond de context voor deze roman?

'Hoor nu mijn stem begon eigenlijk als kort verhaal over een domineesvrouw die een meisje wil helpen om te gaan studeren. Die domineesvrouw moet kleur krijgen: waarom wil juist zij dat meisje helpen? Je verwacht dat immers niet van een domineesvrouw, eerder van iemand die niet gelovig is. Daarbij moet je laten zien dat studeren niet vanzelfsprekend is binnen die gemeenschap. Dat is een tweede reden waarom Ina bij haar oudtantes opgroeit. Tegenwoordig is studeren in de refo-wereld ook normaler, daarom had ik een oudere, conservatievere opvoeder nodig die het niet goed vond dat Ina zou gaan studeren.'

Er verandert dus wel veel in de reformatorische gemeenschap?

'De gezagsverhoudingen zijn er nog steeds wel, maar de komst van internet verandert een hoop, mensen zijn niet langer helemaal afgesloten van informatie. Best veel refo's kijken televisie via internet, of luisteren naar de radio. Het mag eigenlijk niet, maar het is niet onder controle te houden. De toegang tot de wereld maakt zo’n groot verschil. Hoewel de internettoegang in veel gereformeerde gezinnen gefilterd is, kunnen mensen in elk geval met elkaar in discussie. Dat was onvoorstelbaar in mijn tijd. Je kan gewoon inloggen met ‘dolfijntje33’ op een reformatorisch forum en de preek van de dominee bekritiseren.'

Zie je dat als een positieve ontwikkeling?

'Ja, toegang tot informatie vind ik heel belangrijk. In mijn tijd werd dat je haast onmogelijk gemaakt. Zo werden alle reformatorische kinderen met de reformatorische bus van huis opgehaald en naar de reformatorische school gebracht. Alles om onderweg maar geen contact te kunnen hebben met niet-christelijke mensen. Het was allemaal zo afgescheiden. Ik ben blij dat het internet daar een bres in heeft geslagen.'

‘Are you a journalist’, vraagt mijn buurman, als we opstaan om te vertrekken.
‘Yes, I am.’
‘So you must be a famous person!’, gilt hij tegen Franca. ‘What do you do?’
‘I write novels’, antwoordt Franca.
De twee toeristen pakken hun telefoon erbij. Franca spelt haar naam. Er wordt gegoogeld. Twee paar Italiaanse ogen worden groot als ze het gezicht van Franca op hun schermpjes zien verschijnen.
‘Cool’, mompelt mijn buurman.
‘Enjoy your vaasjes’, zeg ik ter afscheid en ik hoor klinkende glazen op de weg naar buiten. Ik neem afscheid van Franca. ‘Die Italiaanse vertaling kan nooit lang op zich laten wachten’, denk ik en sla de hoek om.


Wilke Martens

(c) Auteursfoto: Annaleen Louwes



Over de auteur

Wilke Martens

79 volgers
81 boeken
4 favoriet


Reacties op: De kroeg in met… Franca Treur

 

Gerelateerd

Over

Franca Treur

Franca Treur

Franca Treur (1979) debuteerde in 2009 met de roman Dorsvloer vol confetti, waar...