Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Hebban vandaag

Lezen /

#ikleesthuis met Yvonne Kroonenberg

door Hebban Crew 1 reactie
Vijftien toonaangevende Nederlandstalige auteurs schreven speciaal voor #ikleesthuis een kort verhaal om iedereen die thuis zit een hart onder de riem te steken, lezers te inspireren en te laten zien wat een verhaal kan betekenen. Vandaag een verhaal van Yvonne Kroonenberg, waarin een vrouw terugdenkt aan haar lagere schooltijd.

Een gat in de muur


‘Wil je langs de school? vroeg Coby’s zus. Coby knikte kort. Zwijgend reed ze de zijstraat in waar het oude gebouw nog stond, de Openbare School voor Lager Onderwijs, waar Coby zes jaar lang had geprobeerd net zo’n leuk meisje te worden als Anoesjka.

Anoesjka Visser was de koningin van de klas. In het speelkwartier schaarden de andere meisjes zich als vanzelfsprekend om haar heen en vroegen wat ze gingen spelen. Vadertje en moedertje zouden ze doen, zei Anoesjka en ze verdeelde de rollen. Zijzelf was de moeder en Bea, een groot rustig meisje, was de vader. Alle andere kinderen waren kind, alleen Coby was niks.
 ‘Jij doet niet mee,’ zei Anoesjka.
 Coby had verslagen naar de grond gekeken.
 ‘Dat is zielig,’ zei een meisje, ‘kan zij niet de hond zijn?’
 ‘Goed,’ zei Anoesjka, ‘ga jij maar met de hond uit wandelen.’
 Coby en haar beschermster gingen een eindje verderop staan en keken elkaar aan. Coby wist dat ze Elleke heette, maar ze had nog niet eerder iets tegen haar gezegd. Ze zei haast nooit iets uit zichzelf en niemand zei ooit iets tegen haar. Iedereen richtte zich op Anoesjka. Iedere speelpauze stonden alle meisjes uit de klas om haar heen. Als Coby te dichtbij kwam, duwden ze haar weg.
 ‘Wat moeten we nu doen?’ vroeg Coby voorzichtig. Elleke haalde wrevelig haar schouders op.
 ‘Niks.’
 Ze draaide zich half om, pakte een stokje van de grond en begon in de muur te peuteren. Coby keek belangstellend toe.
 ‘Ik had toch geen zin in vadertje en moedertje,’ verklaarde Elleke.
 ‘Ik ook niet.’
 Elleke wierp Coby een minachtende blik toe.
 ‘Ik ga hier een gat maken,’ zei ze.
 Coby knikte. Ze keek toe terwijl Elleke met driftige bewegingen in de halfvergane voeg tussen twee bakstenen peurde. Er kwam een straaltje zand met cement uit. Na een poosje ontstond een gat.
 ‘Wat ga je daarmee doen?’ vroeg Coby.
 ‘Waarmee?’
 ‘met dat gat.’
 ‘Dat vertel ik niet. Dat is geheim.’
 Coby staarde naar het gat. Ze ging huilen, ze voelde het aan haar kin die begon te trillen. Uit alle macht hield ze haar blik op het straaltje gericht dat met onregelmatige gulpjes uit de muur kwam zetten. Er drupten toch een paar tranen.
 ‘Huil je?’
 Elleke’s stem klonk zacht, bijna droevig, alsof er iets gebeurd was dat niet anders had kunnen aflopen. Coby slikte.
 ‘Waarom huil je nou, joh?’
 Er kwamen ineens veel meer tranen. Elleke pakte Coby’s hand en nam haar mee.
 ‘We gaan bij de poort zitten,’ zei ze troostend. Coby liep mee. Ze huilde nog, maar voor het eerst dat schooljaar was ze blij.

‘Daar was het handwerklokaal,’ wees Coby’s zus, ‘herinner jij je die juf nog, de handwerkjuf?’
 ‘Juffrouw Altink.’
 ‘We moesten een zakdoek zomen!’
 ‘Ik weet nog dat we leerden breien,’ zei Coby, ‘ik begreep er niks van. Je kreeg een proefstukje met tien steken en vijf voorgebreide toeren. Ik dacht dat je zomaar de steken van de ene pen op de andere moest schuiven. Iedereen z’n breiwerk werd langer, alleen dat van mij bleef kort. En het werd heel lelijk en scheef. Juffrouw Altink was boos.’
 ‘En toen?’
 Coby haalde haar schouders op. ‘Ik zal het wel weer op een blèren gezet hebben.’

Het werd een merkwaardige vriendschap. Elleke was onberekenbaar, ze kon ineens kwaad worden. Dan gaf ze geen antwoord meer en deed net of Coby er niet was. Of ze treiterde. Meestal ging Coby na verloop van tijd huilen. Thuis kreeg ze altijd te horen dat ze haar tranen moest leren beheersen, maar dat hielp niet. Ze huilde toch telkens weer.
 Elleke leek daar op te wachten. Als Coby’s lip begon te trillen, keek ze haar doordringend aan. Bij de eerste tranen verzachtte haar blik en sloeg ze haar armen om Coby heen.
 ‘Kom maar hoor,’ zei ze dan, ‘ik ben niet meer boos op je.’
 Ze hadden een vaste volgorde van spelletjes. Ze begonnen met bokspringen. Dat deden ze een paar keer, daarna tekenden ze een hinkelbaan en hinkelden. Daarna gingen ze verder met het gat in de muur. Caby had haar eigen gat, ze mocht volstrekt niet aan dat van Elleke komen. Ze wist nog steeds niet waarom ze dat eigenlijk deden, een gat in de muur maken, maar ze werkte er keihard aan. Terwijl ze samen driftig in de muur porden, wierp Elleke af en toe een blik over haar schouder. Ze hield het groepje van Anoesjka in de gaten, wist Coby, maar ze paste wel op om er iets over te zeggen. Eén keer had ze het gewaagd en het was haar op een gemene afstraffing komen te staan.
 Elleke had het stokje waarmee Coby de muur bewerkte uit haar handen geslagen en haar toegebeten: ‘Bemoei je met je eigen zaken, piskind!’
 Een enkele keer wenkte Anoesjka hen. Dan mochten ze meedoen met touwspringen. Eerst moesten ze een poosje draaien, maar na een minuut of wat werd Elleke afgelost door een meisje dat af was. Later mocht Coby ook meedoen, maar ze bracht er niet veel van terecht. Ze kon de bocht niet goed inschatten en durfde niet in te springen. Als ze te lang aarzelde, werden de andere kinderen boos en moest ze opnieuw draaien.

‘Hoe heette dat meisje ook alweer, met wie jij altijd speelde?’ vroeg Coby’s zus.
 ‘Elleke?’
 ‘Ja, die! Was zij niet ontvoerd of zoiets?’
 Coby schoot in de lach. ‘Nee, zo erg was het niet. Haar ouders waren gescheiden en ze vochten om haar. Haar vader kwam op een ochtend op school, nog voor de les en nam haar mee. Toen heeft de school de politie gebeld. De volgende dag zat ze weer gewoon in de klas.’
 Ze liepen om het gebouw heen naar de toegangspoort van de speelplaats, die rondom afgesloten lag. De deur was op slot. Coby boog zich voorover en tuurde door een spleet in het hout.
 ‘Wat zie je?’ vroeg haar zus.
 ‘De streep.’
 ‘Ach, de streep!’
 Er liep een witte lijn over het midden van het plein. Aan de ene kant speelden de kinderen van de drie laagste klassen, aan de andere kant de grotere kinderen. Niemand mocht over de streep komen, geen stap. Dat was om te voorkomen dat de kleintjes door de grote kinderen onder de voet gelopen zouden worden.
 Elleke deed soms een paar dagen met het groepje van Anoesjka mee. Dan wachtte Coby bij de streep. Als haar zus haar zag, kwam ze naar haar toe. Zij zat twee klassen hoger.
 ‘Weet je nog dat we bij de streep gingen praten?’ vroeg Coby.
 ‘Dan had je ruzie met Elleke. Dat was een gemeen klein grietje. Ze had ook veel te veel te vertellen in die klas.’
 ‘Dat was zij niet, dat was Anoesjka.’
 Coby’s zus duwde haar een stukje opzij om ook te kijken.
 ‘We durfden echt niet over die streep,’ zei ze.
 ‘Het was een strenge school, je mocht niks, je mocht niet eens hardlopen,’ herinnerde Coby zich.
 ‘En niet kauwgomkauwen.’
 ‘Ze hielden alles in de gaten.’ vulde haar zus aan.
 ‘Niet alles,’ zei Coby.

Op de dag dat Elleke door haar vader werd meegenomen, mocht Coby bij Anoesjka in het groepje komen staan.
 ‘Is Elleke ontvoerd?’
 Coby had geen idee wat er precies gebeurd was. Toen zij bij de school kwam, had ze Elleke met een man bij de poort zien staan. Ze had niets tegen Coby gezegd, maar dat gebeurde wel vaker. De man pakte Ellekes arm en nam haar mee. Ze had niet omgekeken. Dat was alles wat Coby wist.
 ‘Ja,’ antwoordde ze, ‘door een man.’
 ‘Was dat haar vader?’ drong Anoesjka aan.
 ‘Ja,’ zei Coby, ‘ik denk van wel.’
 ‘Doe je morgen mee?’ vroeg Anoesjka, ‘we doen morgen allemaal een petticoat aan.’
 Er waren verschillende soorten petticoats. De mooiste bestonden uit twee delen, een strak nylon bovenstukje dat van de taille tot de heupen reikte en een schuimplastic rokje dat uitwaaierde. Het hoefde niet eens gesteven te zijn. Zo een had Anoesjka. Hij was voor de zondag, had ze gezegd, maar een enkele keer mocht ze hem op school aan.
 Coby had geen zondagse kleren. Bij haar thuis geloofden ze niet. Haar moeder hield niet van petticoats, ze vond ze tuttig. Omdat haar zus zo gezeurd had, kregen Coby en zij er tenslotte allebei een. Het waren eigenlijk onderjurken met een strook, maar als ze gesteven werden, konden ze voor petticoat doorgaan.
 De volgende dag hadden alle meisjes hun wijdste rok aan. Alleen Elleke niet, maar die wist natuurlijk niets van de afspraak omdat ze die dag niet op school was. Coby had ruzie moeten maken voor ze haar petticoat aan mocht.
 ‘Je moet je niet door die meiden op je kop laten zitten,’ had haar moeder gezegd.
 ‘Maar ze doen er allemaal een aan!’
 ‘Als ze allemaal in het water springen, doe jij dat dan ook?’ sneerde haar moeder.

Ze stonden in een kring op de speelplaats. Anoesjka draaide rond zodat haar cirkelrok wijd uitwaaierde en je de roze petticoat kon zien. Roze. Die van Coby was ook roze, dat was goed.
 Elleke keek haar vuil aan. Ze had een driekwartbroek aan met een bloes. Bea droeg ook geen petticoat, maar dat vond iedereen heel gewoon. Ze nam de stof van Anoejska’s rok tussen duim en wijsvinger en wreef waarderend.
 ‘Mooi,’ zei ze.
 ‘Heeft mijn oma gemaakt,’ zei Anoesjka.
 ‘Mijn moeder maakt al mijn kleren,’ zei een ander meisje. Ze maakte een paar balletpassen met haar tenen naar buiten gedraaid en wervelde rond. Ze had een tutu-achtige petticoat, ook roze.
 ‘Ik weet wat leuks,’ zei Anoesjka geanimeerd. Ze pakte twee meisjes bij hun schouders, legde hun handen gekruist in elkaar en commandeerde: ‘Ronddraaien!’
 Het was een spelletje dat ze wel vaker deden. Je moest een beetje achterover hangen en heel kleine pasjes maken. Zo kreeg je een enorme vaart en je werd er dronken van. De rokken zwierden wijd uit met daaronder de petticoats. Anoesjka verdeelde de paren, tot er drie meisje over waren, Bea, Elleke en Coby.
 Coby was duizelig geworden. Voor haar ogen draaiden de roze, lichtblauwe en gebloemde petticoats. Haar handen voelden vreemd groot alsof ze niet van haar waren. Het duurde lang voor iedereen hijgend tot stilstand kwam. Toen begon het.
 Een voor een draaiden de gezichten zich in haar richting. Niemand lachte meer, niemand zei iets. Elleke deed een stap naar voren en kwam vlakbij haar staan. Anoesjka was er ook maar die deed niets. Coby was een stap achteruit gegaan en toen nog een paar passen. Ze stonden om haar heen, met zijn tienen misschien. Elleke hield haar ogen strak op Coby gericht. Er plooide een lachje om haar mondhoeken, haar lippen weken vaneen. ‘En nu de jouwe,’ zei ze zacht. Haar hand schoot uit en trok Coby’s rok omhoog.
 Aan de gezichten in de kring kon ze zien wat zij zagen: een gesteven onderjurk met een strook, geen petticoat.
 Anoesjka was de eerste die begon te lachen. De anderen gierden het ook uit. Ze zaten aan haar, trokken aan de onderjurk. Elleke riep iets wat ze niet verstond.
 Het beven kwam vanuit haar voeten, kroop op naar haar knieën en zette zich voort naar boven. Ze werd week en toen nat. Een straaltje druppelde op de grond.
 ‘Kijk nou!’ riep Elleke. De kring deinsde achteruit. Ze wezen naar haar, niet meer naar de petticoat, de natte petticoat, maar naar haar. Ze zette nog een stap terug. Achter haar was de muur met de twee gaten.

Haar zus werd ongeduldig.
 ‘Zullen we gaan?’ vroeg ze.
 Coby aarzelde.
 ‘Of wil je nog iets zien?’
 ‘Ik had wel binnen willen kijken,’ zei Coby, maar ik denk dat de voordeur ook op slot zit.’
 ‘We hadden een week later moeten gaan,’ zei haar zus, ‘dan gaan de kinderen weer naar school.’
 ‘Arme kinderen,’ zei Coby. Ze pakte haar autosleutels en keek naar het vignet. Volvo.
 ‘Helemaal niks arme kinderen,’ lachte haar zus, ‘ ze vinden het hartstikke leuk om weer naar school te gaan. Ik vond school ook leuk. Jij niet dan?’
 Coby draaide zich om naar de houten poort.
 ‘Misschien viel het wel mee,’ zei ze afwerend, ‘maar als ik kinderen naar school zie gaan, denk ik nog steeds: ik hoef niet.’

Yvonne Kroonenberg

Yvonne Kroonenberg (1950, Amsterdam) begon na haar studie psychologie haar eigen praktijk in Amsterdam. Haar schrijverscarrière ging van start toen ze in de jaren 80 begon te schrijven voor uiteenlopende kranten en tijdschriften. Zo schreef ze voor onder meer Playboy en Margriet scherpe columns over de moeilijkheden van relaties. Kroonenberg ontpopte zich vervolgens als de grande dame van de non-fictie over relaties en familiebanden, waarvan iedereen er wel minstens één in de kast heeft staan.  

Ze is bekend van haar boeken met veelzeggende titels als Het zit op de bank en het zaptWees blij dat je ze nog hebt en Alles went behalve een vent. In haar boeken weet Kroonenberg altijd de eeuwenoude taboes te doorbreken en maatschappelijke kwesties aan de orde te stellen. Kroonenberg schreef naast haar mateloos populaire non-fictiewerken ook vele meisjesromans over paarden en ponys. 

Auteursfoto © Roel Wijnants

 



Over de auteur

Hebban Crew

2542 volgers
0 boeken
0 favorieten
Hebban Crew


Reacties op: #ikleesthuis met Yvonne Kroonenberg

 

Gerelateerd

Over

Yvonne Kroonenberg

Yvonne Kroonenberg

Yvonne Kroonenberg werd in 1981 uitgenodigd om een lievelita-rubriek te vullen v...