Inspiratie is niet alles
Als je mij vraagt wanneer een auteur echt goed is – niet best leuk, niet wel interessant, maar ‘hier haal ik een nacht voor door’ goed – dan is mijn eerste antwoord ‘als hij niet alleen creatief is, maar ook het ambacht beheerst’. Iemand die techniek gebruikt om zijn verhaal te vertellen en de aandacht vast te houden, die zijn lezer niet op een kinderstoeltje zet om hem te overdonderen met informatie.
Wanneer ik naar de collectieve productie van de Nederlandstalige sciencefiction en fantasy kijk, valt het me altijd op hoe weinig aandacht schrijvers en uitgevers hebben voor de ambachtelijke kant van het schrijven. Aan creativiteit en ambitie is geen gebrek. Er worden werelden geschapen, monsters gecreëerd, landkaarten getekend, politieke allianties gesmeed, magische en technologische systemen ontwikkeld … En vaak zijn het goede werelden – gelaagd, interessant, vol potentie. Maar daar blijft het steken. Idee goed, uitvoering – meh.
Volproppen met achtergrondinformatie
Het gebrek aan techniek valt me met name op in de informatievoorziening. Dit is het punt waar het sciencefiction- en fantasygenre zich het sterkst onderscheidt van de literatuur, waar het moeilijker en meer een uitdaging is om te schrijven. Als een verhaal zich afspeelt in een wereld waarin telepathische kristallen de scepter zwaaien of waarin de hoofdpersoon een digitale geest is die tussen nanocomputers heen en weer springt om te overleven, heeft een lezer nou eenmaal meer achtergrondinformatie nodig dan in een verhaal waarin een man van in de veertig anno 2016 een scheiding probeert te verwerken.
Maar ‘meer achtergrondinformatie’ betekent niet ‘zo snel mogelijk zo veel mogelijk’. Te veel Nederlandstalige sciencefiction- en fantasyschrijvers lijken te geloven dat lezers een boek pas kunnen waarderen als ze alles over de karakters en de wereld weten wat de schrijver bedacht heeft. Ze proppen hun verhalen vanaf de eerste pagina’s vol met achtergrondinformatie. En erger nog, ze verwerken die informatie niet op een natuurlijke manier in het verhaal. De gebeurtenissen in het hier en nu worden iets om aan te ontsnappen – een excuus om alles wat de schrijver over zijn wereld bedacht heeft te vertellen.
Verankerd in het heden
Vergelijk dat met een serie als A Game of Thrones. George Martin vertelt een bijzonder ambitieus, gecompliceerd verhaal, met tientallen hoofdpersonen, plotlijnen en locaties. En hij is geen schrijver die honderden pagina’s aanloop nodig heeft. In de eerste vijftig pagina’s van A Song of Ice and Fire (de proloog en de eerste vier hoofdstukken) wisselt hij vijf keer van perspectief, drie keer van locatie, introduceert hij de belangrijkste families (de Starks, de Lannisters, de Targaryens) en een aantal belangrijke plotpunten (de Muur, de Night Watch, ‘winter is coming’). Als lezer voel je je na die eerste hoofdstukken al helemaal thuis in zijn wereld.
Maar als je die eerste vijftig pagina’s doorleest, valt het op hoe sterk Martins verhaal verankerd is in het heden. Hij concentreert zich op concrete gebeurtenissen – een patrouille die in de problemen raakt, een deserteur die onthoofd wordt, de kinderen van de familie Stark die een nest wolvenwelpjes vinden. Tel regels, en je ziet dat maar vijftien procent van de tekst het hier en nu verlaat om achtergrondinformatie te geven, en zelfs die vijftien procent bestaat uit gedachten en herinneringen die direct aansluiten bij wat de karakters in het heden beleven. Catelyn bedenkt hoe groot de religieuze verschillen tussen haar familie en die van haar echtgenoot zijn op het moment dat ze haar man opzoekt in zijn heiligdom. Daenerys denkt terug aan haar familiegeschiedenis als ze zich afvraagt wat haar broer nu weer met haar van plan is. Het zijn gedachten die natuurlijk en persoonlijk overkomen – de karakters reciteren geen geschiedenisles.
Door zijn scènes zorgvuldig te kiezen, kan Martin de benodigde achtergrondinformatie op een natuurlijke manier in de gebeurtenissen in het heden verwerken, en is het niet nodig om het verhaal stil te leggen. Hij vertelt bijvoorbeeld hoeveel (wettige en onwettige) kinderen Ned Stark heeft en hoe de familieverhoudingen liggen aan de hand van de verdeling van de welpjes. Hetzelfde geldt voor zijn perspectiefkeuze. Ieder hoofdstuk is geschreven vanuit het perspectief van een karakter dat zich in een min of meer ondergeschikte positie bevindt ten opzichte van een of meerdere andere karakters in de scène. Het lijkt een detail, maar het werkt omdat lezers automatisch sympathie voor de underdog voelen, en omdat gedetailleerde observaties natuurlijker overkomen als ze beschreven worden vanuit het perspectief van een karakter dat zelf niet of maar beperkt kan handelen en moet afwachten wat anderen voor hem of haar beslissen.
Goed voor de sfeer
Ik heb A Game of Thrones hier als voorbeeld genomen omdat het zo bekend is, maar George Martin is geen uitzondering in de Engelstalige sciencefiction en fantasy. Er zijn meer dan genoeg schrijvers die even goed of beter zijn dan hij. En er is geen reden waarom Nederlandstalige schrijvers zich de trucjes en technieken niet eigen zouden kunnen maken – ze zijn niet gebonden aan een taal. Maar de motivatie ontbreekt.
Er wordt weinig kritiek gegeven in de Nederlandstalige sciencefiction en fantasy. We zijn een relatief klein groepje liefhebbers van een genre dat lang in een verdomhoekje heeft gezeten, en de onderlinge loyaliteit is heel sterk. Dat is goed voor de sfeer, maar het gevolg is dat de eisen aan het eindproduct (van lezers, van uitgevers, van recensenten) niet erg hoog zijn. En tot dat verandert, zullen te veel schrijvers helaas blijven steken in ‘heeft potentie’.