Meer dan 6,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Blogpost: Bohse

Lessen in onvergankelijkheid (6): Laudatio

10-09-2021 door Bohse 10 reacties
Misschien is er weinig dat u en mij verbindt, daar heb ik geen idee van, maar één ding is zeker: sterven moeten we allebei, daar ontkomt geen van ons beiden aan. Sorry dat ik u dat zo zeg, ik had het ook liever wat voorzichtiger willen aanbrengen, maar ik ga er van uit dat u wel tegen een stootje kan. En dat uw ouders of uw kinderen u de facts of life over loslaten wel hebben uitgelegd.
Een laatste kans op onsterfelijkheid hebben we beiden - ook weer u en ik dus - op het moment van de laudatio, de lofrede die we vroeg of laat in de derde persoon enkelvoud bij wijze van afscheid mogen aanhoren als iemand naast onze kist komt staan met een trillende bundel papier in de hand. Ik durf er goudgeld op verwedden dat iedereen die dit leest, ooit al wel eens heeft gedacht aan wat er dan over hem of haar zal worden verteld door een select groepje van vrienden en familieleden.  
Maakt u zich vooral niet te veel illusies: meestal zijn het beleefde gemeenplaatsen die je kan samenvatten onder de lafhartige noemer “Van de doden niets dan goeds”. Vandaar ook het woord: laudatio. Want als u wacht op een waarheidsgetrouw verslag van uw nabestaanden, dan ligt u uitstekend daar in die kist, zo volkomen roerloos en stijf, want dan kan u nog lang liggen wachten. Ik moet nog altijd mijn eerste doodeerlijke lijkrede tegemoet zien waarin de overledene het eerbetoon krijgt van een overzicht met al zijn werkelijke kwaliteiten en tekortkomingen - naakt en ongecensureerd. Maar zelfs voor de grootste schurk beperkt men zich blijkbaar steevast tot een opsomming van zoete herinneringen, stichtende anekdotes en regelrechte leugens.
Zelf ben ik net terug van de begrafenis van een ver en relatief onbekend familielid, vandaar het thema van dit stukje. Het was helaas een bijzonder ontluisterende eredienst, georganiseerd in de piepkleine aula van een uitvaartcentrum dat zich beter zou omvormen tot een carwash of zowat, want de doden hebben er weinig te zoeken, althans niet als ze op zoek zijn naar een stijlvolle exit.
Ze waren met zijn tweeën, de Peppie & Kokkie van dienst die het laatste eerbetoon in goede banen moesten leiden. Dat was buiten de waard gerekend, want ik heb nog nooit een uitvaartplechtigheid meegemaakt die zo snel naar de haaien is gegaan als deze ceremonie. Werkelijk alles wat fout kon lopen, liep ook fout. En het gebeurde allemaal zo naadloos en soepel dat het wel leek alsof het zo stond aangeprezen in een reclamefolder van de firma.
Het begon nochtans sereen genoeg, al stond de muziek wat luid terwijl de genodigden zich een plaatsje zochten in de benepen zaal. Peppie heette vervolgens iedereen welkom en joeg dan een eerste salvo van clichés over wolkennevels en flonkerende sterren dwars door de gasten heen. Totdat hij na een tiental minuten abrupt stopte met zijn zalvende woordenvloed, in zijn papieren rommelde en wegbeende zonder verdere uitleg. Na vijf minuten keerde hij terug met andere papieren en hernam hij zijn betoog alsof er niks was gebeurd, ditmaal in versregels - een terza rima met een jambische pentameter als ik me niet vergis, hoewel die kennis diep begraven ligt in mijn schimmige schoolverleden, dus daar kan ik wel fout zitten. Rondelen, sonnetten, kwatrijnen, ik haal die dingen nog altijd door elkaar.
Dit eerste onderdeel sloot Peppie af met de boodschap van algemeen nut dat hij een aantal kaarsen rond de kist zou aansteken als teken van onvergankelijkheid van de overledene in de hoofden en harten van alle aanwezigen. Daarop haalde hij een gasaansteker tevoorschijn - u weet wel, zo’n ding dat veel weg heeft van een overmaatse thermometer en waarmee anderen hun fornuis aansteken. Jammer genoeg was het gas op. En Slochteren lag helaas een eind uit de buurt van het uitvaartbedrijf. Maar Peppie wou pas na veel vruchteloos klikken erkennen dat de gaspatroon onherroepelijk leeg was - hij was duidelijk een doorbijter die zich niet zo makkelijk gewonnen geeft. Doch uiteindelijk moest ook hij de handdoek in de ring gooien en op zoek gaan naar een doosje lucifers om de zaak alsnog te klaren.
En u weet hoe dat gaat als een mens zenuwachtig is en kleine kaarsen in hoge glaasjes moet aansteken met veel te korte lucifers. Dan verbruikt men doorgaans minstens vijf afgestreken lucifers per vlam en dat dan nog eens maal vier, want er stond een kaarsje opgesteld in elke windrichting rond de kist.
Toen de hoofden en harten van alle aanwezigen na veel prutsen toch waren ontstoken, volgde een nieuwe lading clichés van achter de kansel, waarbij Peppie uitvoerig inging op het in- en uitstappen aan de verschillende treinhaltes van het leven. Ik verzeker u, dat zijn er veel meer dan u en ik zo op het eerste zicht zouden denken, want hij nam de omnibus en steeg uit in elk station. Daarnaast werd de nodige aandacht besteed aan de rugzak die elk van ons met zich meedraagt en die mettertijd wordt gevuld met allerlei ervaringen, goede en minder goede, zoals dat gaat in de korte spanne van een mensenbestaan.
Daarna was het weer tijd voor een streepje muziek. Die moest worden aangestuurd vanop een discreet LED-schermpje dat ergens achter een gordijn op een zijmuur zat vastgeschroefd. Het probleem was dat dat scherm inmiddels volkomen zwart was en dat Kokkie blijkbaar niet wist waar de aan/uit knop zat. Peppie van zijn kant was duidelijk niet van plan om hem te hulp te schieten, want die had hij ook niet gekregen toen hij zelf zo dramatisch worstelde met die kaarsen; hij bleef sardonisch toekijken hoe Kokkie het ding aan de praat probeerde te krijgen. Aangezien er uiteindelijk maar een eindig aantal knoppen zit rond zo’n klein schermpje, kreeg Kokkie het vervloekte apparaat na een poos dan toch in bedrijf en begon Enya door de luidsprekers te schallen, terwijl een reusachtige flat screen TV een idyllische keur aan watervallen, weiden, stranden en weidse luchten door elkaar begon te weven. Tussen haakjes, en dit is niet meer dan een beredeneerde gok, volgens mij verdienen de Ierse Republiek en Nieuw-Zeeland jaarlijks tónnen aan de verkoop van beeldmateriaal aan uitvaartcentra. Telkens als een katholieke Ier het smaragdgroene grasperk in zijn achtertuin filmt of een ondernemende Nieuw-Zeelander een nieuwe waterval ontdekt, kan er weer een begrafenisondernemer aan de slag met sfeervolle natuuropnamen in zijn ontvangstruimte.
Nu, meestal komt aan een dergelijke vaudeville vroeg of laat een einde - in het variété valt het doek tenslotte ook eens een keer - maar in dit geval blééf de klucht maar doorgaan. Na de plechtigheid in de aula was het immers verzamelen geblazen aan de ingang van het kerkhof, waar de lijkwagen zeer voorspelbaar als allerlaatste arriveerde. Kokkie stapte uit met een grondplan van de begraafplaats in de hand en gaf meteen eerlijk toe aan het rouwende gezelschap dat hij niet wist waar precies het graf voor de kist was gedolven. En dit was toevallig een erg groot kerkhof, zodat we allemaal te voet achter een traag rijdende zilveren Cadillac aansjokten, terwijl iedereen voortdurend werd aangemoedigd om goed uit te kijken naar een kegelvormige hoop zand en een knalgele Bobcat van de gemeentelijke doodgravers.
Uiteindelijk raakten we na een fikse wandeling toch op onze bestemming. De kist werd uit de Cadillac getrokken en op een metalen onderstel met wieltjes geplaatst (ik weet wat u denkt, maar nee, de wieltjes werden keurig geblokkeerd om wegrollen te voorkomen). Peppie posteerde zich naast de grafkist met nog maar eens een oeverloze bundel papier vol treinhaltes, rugzakken en flonkerende sterren. Aan het slot van de tweede grafrede van die dag haalde hij een smartphone uit zijn binnenzak die blijkbaar draadloos was verbonden met een muziekbooster op het metalen onderstel onder de kist. Daarop tikte hij weer een passend streepje muziek aan. Tenminste, dat dácht hij.
Hoe hij het precies flikte, is me nu nog altijd een raadsel, maar blijkbaar had Peppie Spotify openstaan op zijn mobieltje en koos hij domweg het verkeerde nummer, zodat het voltallige gezelschap plots “I wanna Fuck U in the Ass” van The Outhere Brothers te horen kreeg, een Amerikaans hip-house duo dat niet de gewoonte heeft om een blad voor de mond te nemen in zijn songteksten.
En u weet hoe dat gaat als een mens zenuwachtig is en hij per vergissing vreselijk ongepaste muziek de ether instuurt. Dan laat hij zijn smartphone ergens in het hoge gras vallen en begint hij op zijn knieën paniekerig rond te graaien terwijl The Outhere Brothers op volle sterkte blijven zingen hoe graag ze wel niet op zoek zouden willen gaan naar een politiek incorrecte ingang van het menselijke lichaam om zich eens flink te vermaken. Uiteindelijk werd de hele scène een achterneef van mij te machtig. Hij had er duidelijk tabak van, stapte naar voren, stiet Peppie ruw opzij en liet de hak van zijn schoen neerkomen op de smartphone in het hoge gras. Daarmee kwam het nummer abrupt ten einde. En daalde een barmhartige stilte neer over het uitgestrekte kerkhof.
Ik ben vervolgens niet al te lang meer ter plekke gebleven, maar ik heb nog wel gezien hoe de naaste familieleden van de afgestorvene in een levendig gesprek verwikkeld raakten met Peppie en Kokkie naast hun smetteloze zilvergrijze Cadillac. Naar de precieze strekking van de discussie had ik het raden, want ik bevond me al ruim buiten gehoorsafstand, maar ik kon me er wel enige voorstelling van maken omdat de lichaamstaal van bepaalde van mijn bloedverwanten er niet om loog.
Om kort te gaan: ik weet nu al precies door welk bedrijf ik me ten grave zal laten dragen als het niks wordt met dat schrijven. Meer kans op onvergankelijke roem dan door toedoen van dit olijke tweetal heb ik dan niet meer. Met wat geluk wordt mijn kist zelfs niet behoorlijk afgesloten, wijzen ze me vier dragers van zeer ongelijke lichaamslengte toe en ligt de vloer van het uitvaartcentrum er spekglad bij. Dat wordt lachen. De boog kan immers niet altijd gespannen staan, zelfs niet op mijn eigen begrafenis. Integendeel, zou ik zeggen.
En mijn eigen grafrede, hoor ik u vragen? Goed, die zal ik zelf wel schrijven. En hij wordt voorgelezen precies zoals ik hem op papier heb gezet, woord voor woord, daar ontkomt geen van de aanwezigen aan, want dat laat ik zo vastleggen in mijn testament. Anders sta ik meteen weer op uit de dood en dan niet bepaald om Pasen te vieren, als u begrijpt wat ik bedoel. En dan mag ú het uitleggen aan mijn vrouw en kinderen. Bij deze bent u dus tijdig en reglementair gewaarschuwd - bezwaar aantekenen is géén optie.
Want over wiens begrafenis hebben we het hier eigenlijk?

Reacties op: Lessen in onvergankelijkheid (6): Laudatio