Meer dan 6,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

(Meer) overpeinzingen bij Homo Deus

82046781f3689801eabc3edd30709708.jpg
Yuval Noah Harari’s Homo Deus past in het rijtje Kunstmatig van Nature (Jos de Mul), De Volmaakte Mens (Bas Heijne, die het boek van een voorwoord voorzag) en een hele trits boeken over trans- en posthumanisme, en schotelt ongeveer dezelfde toekomstscenarios voor. Super AI’s en autonoom opererende zelflerende algoritmen hebben de (‘gewone’) mens niet meer nodig en zullen die misschien gaan vertrappen zoals mensen mieren vertrappen. Met het vervolmaken van technologie is de centrale rol van de mens als (al of niet) autonoom individu uitgespeeld. Een kleine elite van geüpgrade godmensen zullen de tent gaan runnen. Sociale en politieke ideeën die sinds de Franse Revolutie de maatschappij vorm gaven - democratie, liberalisme, socialisme - kunnen de deur uit want het ‘datasysteem’ duwt de mens en het individu weg uit het middelpunt van de geschiedenis.

Big Data doorziet en kent ons volledig en voorspelt wat we zullen gaan zeggen en doen lang voordat we daar ‘zelf’ een beslissing toe hebben genomen. Dat zelf doet er in feite niet meer toe. Het is een achterhaald concept.

De technologische werkelijkheid die misschien in de toekomst aan deze overtuiging kan worden gegeven - en die de kern vormt van Homo Deus - is nieuw, maar het concept zélf van de kritiek op de oude humanistische ideeën over autonomie, de vrije wil, over wat het betekent om mens te zijn, is al meer dan een eeuw in ontwikkeling. Harari’s invalshoek, wat die ontwikkelingen betekenen voor de daaruit afgeleide rechten en maatschappelijke en wettelijke structuren die we in het westen zo vanzelfsprekend zijn gaan vinden: liberté, égalité, fraternité, is waarschijnlijk wel origineel.

Maar iets in zijn toon vind ik licht irritant. Hij lijkt zelf ook klaar te zijn met de ‘humanistische zelfbechoogeling’. Het verhalende zelf dat het ervarende zelf voortdurend een rad voor ogen draait en het een excuus geeft om vooral achter de eigen impulsen en irrationele en destructieve verlangens aan te rennen terwijl het ondertussen in de eigen nobele impulsen kan blijven geloven. De kerkvader Augustinus zei het al: ‘geef me kuisheid en matigheid, maar nu nog niet.

Harari heeft natuurlijk wel een punt. Zelfbeheersing en doelmatigheid zijn niet bepaald sterke punten van de gemiddelde ‘klassieke’, niet-geüpgrade mens. Het bevorderen van dit soort ‘goede’ eigenschappen was nu juist waar het klassieke humanisme zich voor beijverde, maar dan op de moeilijke, langzame manier van opvoeding en ‘bildung’. (Ik lees ergens dat Harari zelf twee uur per dag mediteert om de boel een beetje bij elkaar te houden.)

Maar wie bepaalt dat maximale doelmatigheid de uiteindelijke bestemming van de mens(heid) moet zijn? Over welk soort doelmatigheid hebben we het? Misschien is de mogelijkheid om te dromen wel onze essentie.

Ons brein is een hopeloos inefficiënte warboel van tegenstrijdige impulsen, vertelt de historicus. Allemaal tegelijk willen die alle kanten op. Zo komen we nergens. Nemen we een besluit om iets te gaan doen - een stukje schrijven, muziek maken, sporten, een boek lezen - dan duiken er aan alle kanten duiveltjes op om ons te ontmoedigen of op andere ideëen te brengen. Geesten uit ons verleden springen op om ons uit te lachen. Onze genetische gesteldheid (nature) of onze vorming (nurture) duwen ons richting tobberige afgrond: het heeft toch allemaal geen zin. We doen ons best om ons via de oude ‘humanistische’ innerlijke monoloog van ratio en reflectie, als waren we onze eigen psychotherapeut, boven onszelf en onze persoonlijke geschiedenis uit te tillen. Maar erg lukken wil dat niet altijd.

Eenmaal bij deel III van Harari’s boek aanbeland – Homo Sapiens verliest de controle - denk ik ‘inderdaad: humanisme is als proberen met een stoommachine naar Mars te komen …

Toch kan ik tegen blz. 322 de impuls om de hele zaak eens om te draaien dus niet weerstaan: wat als het nu eens de essentie van de taxichauffeur zou zijn om ‘naar muziek te luisteren terwijl hij de drukke straten van Seoel doorkruist’, om ‘zijn geest met ontzag te vervullen terwijl hij opkijkt naar de sterren en de mysteriën van het heelal overdenkt, om zijn ogen te doen overlopen van tranen als hij zijn dochtertje haar allereerste stapje ziet doen’? Dit zijn allemaal zaken die in Harari’s betoog de klant van de taxichauffeur niet nodig heeft en die hem inefficiënt maken in zijn beroep. De man laat zich continu afleiden. Maar wat als het beoefenen van zijn beroep als taxichauffeur nu eens de bijzaak is en zijn persoonlijke en innerlijke leven de hóófdzaak?! Goede kans ook dat dat een leuker taxiritje oplevert dan met een ééndimensionale taxichauffeur of een door Google bestuurd voertuig.

Feit blijft: Yuval Noah Harari brengt me halverwege Homo Deus serieus aan het twijfelen.

Op blz. 298 vertelt Harari over Sally Adee, journaliste bij de New Scientist, die tijdens een bezoek aan een trainingscentrum voor sluipschutters haar ‘leven veranderd’ zag en een ‘bijna spirituele’ ervaring opdeed. Ze ging een slagveld-simulator in en wilde gillend wegrennen toen er twintig gemaskerde mannen met bomvesten en geweren recht op haar afrenden. Totaal van slag was er niets dat ze wist te doen behalve wat in het wilde weg om zich heen te schieten. Daarna mocht ze een tweede keer in de simulator, maar nu met een zogenaamde transcraniële helm, die de concentratie richt. Met de helm op begon ze ‘koel en methodisch, alsof ze Rambo of Clint Eastwood was’, de virtuele terroristen één voor één neer te knallen. Tot haar eigen verbazing had ze ze alle twintig binnen de kortste keren neergelegd.

Ik wil zo’n helm.

Een jaar of wat geleden kwamen de hersenwetenschappen binnen in de populaire cultuur. Dick Swaabs Wij Zijn Ons Brein was een bestseller. Vanuit een houding van alternative readingja kom zeg! En waar blijft dan mijn individuele kern?! Mijn verbeelding, mijn authentieke zelf, mijn artistieke impulsen, het humanistische project dat ik ben, mijn vrije wil?! Hoezo ‘ik ben slechts een willekeurige verzameling chemische reacties, biologische algoritmen, in mijn hersenen?!’ – begon ik over het onderwerp te lezen. Doodeng determinise vond ik toen. Helemaal in tegenspraak met de ideëen over de maakbaarheid van de mens en de maatschappij waarmee ik ben opgevoed en zoals ik me die heb eigen gemaakt.

Maar vanuit een tegendraads romantisch-dystopisch science-fiction-achtige hoek trekt de materie me ook weer zeer aan. Van een beetje provoceren houd ik wel. Dat daagt het denken uit. Intussen meende ik me door middel van mijn met Duitse, Russische, Franse en Engelse romans gevulde boekenplanken stevig verankerd te voelen in ‘de echte wereld’. Lees: het humanistische gedachtengoed.

Het lezen van ‘de klassieken’ op zich mag dan misschien een stichtelijke bezigheid zijn. Zijn die 19de en 20ste eeuwse klassiekers juist ook niet de neerslag en uitwerkingen van, spelen mét en commentaar op precies diezelfde menselijke eigenschappen die het humanisme dacht te kunnen overwinnen: de angst, jalouzie, het verraad en alle grote en kleine ‘zonden’ die Marvel’s Golden Queen Ayesha uit het universum wil bannen? De vraag ligt voor de hand. Het antwoord is: ja, héhé, natuurlijk! De zaken, kortom, die de mens menselijk maken. Lees Dostojewki’s Herinneringen uit het Ondergrondse. Fjodor geloofde er geen moer van. Maak jezelf wat wijs.

In het humanisme is een van de belangrijkste taken van kunst en literatuur de zogenaamde mimesis: de afspiegeling van de menselijke conditie. Het kunstwerk en de roman zijn in staat het universeel menselijke zichtbaar te maken en op die manier bij te dragen aan ons inzicht in de mens en het menselijk leven.

Zouden die boeken hebben bestaan als iedereen in de 19de eeuw een transcraniële helm zou hebben gedragen? Of zouden ze misschien veel beter zijn geweest?! En zou dat dan wat hebben uitgemaakt?

Me wel bewust van het nature/nurture verhaal heb ik de neiging te blijven geloven in het idee van een vaste kern in ieder individu, hoe diep die onder welke psychologische baggage dan ook begraven mag liggen. Dat zou wel eens erg ouderwets van mij kunnen zijn.

Wij zijn dividuen, geen in-dividuen’, schrijft Harari. ‘Do not ask who I am and do not ask me to remain the same’ zei Michel Foucault. ‘Pel de ui en erin zit … niets!

Het idee van het ‘op zoek gaan naar je eigen individuele authentieke zelf is - zeker sinds Foucault, Jacques Lacan en de postmoderne filosofie - zonder meer problematisch. Misschien moet dat hele idee inderdaad bij het grof vuil. En daarmee in feite ook het (humanistische) idee van het autonome individu … mét z’n mensenrechten en z’n vrije wil? Dat zou volgens mij niét de juiste conclusie zijn.

Zeker broeit er iets in Sillicon Valley. De geniale serial entrepeneur Ray Kurzweil zwerft door de gangen van het Googleplex en droomt van de dag dat zijn vaders’ construct (William Gibson’s term voor een in cyberspace tot leven gewekte persoonlijkheid) tot leven komt. Er krioelt van alles op de petri-dishes van het Craig Venter Institute in Maryland. Met vier flessen chemicaliën en een DNA-sequencer is Venters’ team erin geslaagd om de eerste synthetische levensvorm te kweken.

Venter, een symphatieke man en de bedachtzaamheid zelve, verliest ergens in een paneldiscussie toch even zijn geduld als hij de zoveelste bezorgde vraag over de Frankenstein-aspecten van het zich snel ontwikkelende vakgebied van de synthetische biologie kortaf beantwoord met een: ‘Ja … maar wie zegt dat we met al deze technieken geen béter, méér humaan mens zouden kunnen creëren?!

Kijk … zo zou het ook nog eens kunnen zijn! Vooralsnog gaat het echter over bacterieën en nog lang niet over godmensen. Laten we dat niet vergeten.

Ik mag dan een verstokte humanistische romanticus zijn, het managerieële efficiency-denken in Homo Deus stoort me. ‘Ja, maar voor wié’, vraag ik me onder het lezen vaak af. Wié gaat de vruchten van deze keiharde nieuwe competitie plukken? Wie kan het straks betalen? Maar kun je niet hetzelfde zeggen over ongelijke mogelijkheden tot goed onderwijs?

Harari stipt al deze vragen aan, zonder echt naar een oordeel of antwoord te zoeken. Dat moet de lezer eventueel maar voor zichzelf doen. Met een boek als dit ben je daarom niet zomaar klaar. Het zwengelt een lange discussie aan. Wat moeten we vinden van het mogelijk aanstaande verdwijnen van de humanistische ideeën over mens en samenleving die in de westerse wereld nu zo’n driehonderd jaar toonaangevend zijn?

… zelfs Richard Dawkins, Steven Pinker en de andere helden van het nieuwe wetenschappelijke wereldbeeld weigeren van het liberalisme af te stappen. Eerst weiden ze honderden erudiete pagina’s aan het deconstrueren van het zelf en de vrije wil, om vervolgens met een paar adembenemende intellectuele salto’s weer uit te komen in de 18de eeuw, alsof al die geweldige ontdekkingen in de evolutionaire biologie en de hersenwetenschappen geen enkele weerslag hebben op de ethische en politieke ideeën van Locke, Rousseau en Jefferson.’

Vijftig bladzijden verderop lijkt Harari het dan toch ook weer op te nemen voor de oude ambivalente mens: ‘Als we de aandachtshelm in steeds meer situaties gaan gebruiken, verliezen we uiteindelijk misschien onze tolerantie voor verwarring, twijfels en tegenstrijdigheden, net zoals we ons vermogen om te ruiken, te dromen en aandachtig te leven zijn kwijtgeraakt. (!) […] Een leven vol resolute beslissingen en snelle oplossingen zou wel eens schraler en oppervlakkiger kunnen zijn dan een leven waarin ruimte is voor twijfel en tegenstrijdige gevoelens.’  

Dat de ontwikkelingen wel degelijk in de door Harari geschetste richting zouden kunnen wijzen is niet denkbeeldig. ‘Misschien zie je wel niets in het idee dat organismen algoritmen zijn en dat giraffen, tomaten en mensen gewoon verschillende gegevensverwerkende systemen zijn, Maar je moet wel weten dat dit nu het heersende wetenschappelijke dogma is en dat het onze wereld onherkenbaar verandert’ schrijft Harari in het laatste hoofdstuk van zijn boek.

Technologische mogelijkheden banen hun eigen weg en bepalen hun eigen tempo. Mensen vinden altijd wel noodzaak en reden, meestal after the fact. Zeker als er (veel) geld (en macht) valt te verdienen. We hobbelen achter de ontwikkelingen aan. Het grote publiek is niet klaar voor de volgens velen aanstaande baanbrekende eenentwintigste eeuwse ontwikkelingen in synthetische biologie en kunstmatige intelligentie. Fantastische toepassingen op allerlei gebied zullen (misschien) mogeijk zijn. Toepassingen die ons prehistorische voorstellingsvermogen waarschijnlijk te boven gaan.

Toch blijf ik moeite hebben met dat ‘evolutionar humanisme’, met het data-geloof en dat het inividu er niet meer toe doet, dat de anonieme massa nog slechts goed zou zijn als leverancier van data voor een nieuwe kaste van techno-priesters die hoog vanuit hun ivoren torens in Sillicon Valley op ons neerkijken en zien dat het goed is terwijl de globale overbodige onderklasse van nuttelozen als zombies in hun oneindige virtuele game-werelden hangen. Het is me te deprimerend.

Fascisme kan naar mijn mening niet zomaar even onder het kopje humanisme worden geschaard, zoals Harari doet. Socialisme een ‘religie’ noemen kan ook niet. Dit soort makkelijke sprongen die Harari doet maakt het moeilijk voor mij om hem serieus te nemen.

Tegen het einde van Homo Deus schijnt er iets te veel van de neoliberale, libertarische Sillicon Valley ideologie door zijn betoog. Maar daar komt hij dan toch ook weer direct op terug: ‘Het is gevaarlijk om onze toekomst toe te vertrouwen aan marktwerking, want de markt doet wat goed is voor de markt en niet wat goed is voor de mens of de wereld.’ Dat nadat je net een heel boek hebt gelezen over zelfaccelererende technologische processen en hoe de klassieke mens met zijn achterhaalde politieke ideëen nu toch echt te sloom begint te worden om dat proces nog langer bij te kunnen benen. Moet de mens nu wel of niet een rol hebben in het richting geven van de 21ste eeuwse bio- en informatie technologieën? En hoe zou de grote massa in hemelsnaam invloed op zulke ontwikkelingen kunnen uitoefenen? Misschien moet iemand dáárover eens een boek schrijven.

Bij gebrek aan een transcraniële helm zullen we het voorlopig (helaas!) met hard bevochten zelfdiscilpline en het goede oude kritische denken moeten doen.

Reacties op: (Meer) overpeinzingen bij Homo Deus