Het dramatische verhaal van de twaalfdaagse Hongaarse opstand – een beslissend moment in de Koude Oorlog – werd door Richard Nixon omschreven als 'Het begin van het einde van het Sovjetimperium'. Een klein land, waarvan de inwoners slechts met enkele geweren en petroleumbommen bewapend waren, had de wilskracht en de moed tegen een van de grootste supermachten ter wereld in opstand te komen. De vastberadenheid van de Hongaren om aan de Russen weerstand te bieden deed het Westen versteld staan. Vele mensen, van over de hele vrije wereld, raakten bij de zaak betrokken. Twaalf dagen lang leek het erop, tot ieders verbazing, dat de revolutionairen aan de winnende hand waren en dat de oppermachtige Sovjet-Unie zou worden vernederd. Toen keerde de werkelijkheid terug. De opstand van de Hongaren werd meedogenloos neergeslagen, Boedapest werd verwoest, duizenden mensen kwamen om en het land werd bezet. Een bezetting die dertig jaar zou duren.
