'Soms word je wakker en weet je meteen dat er iets niet goed is. Je weet niet hoe je het weet, maar je weet het, zo zeker als de zon die door je raam naar binnen schijnt.'
Al zo lang Abel zich kan herinneren klinken er geluiden van oorlog, maar op een dag is het stil. Als hij gaat kijken wat er aan de hand is, ontdekt hij dat zijn moeder in een hert veranderd is. Zijn vader is spoorloos. Eenmaal buiten lijkt iederéén wel een dier te zijn geworden.
Op zoek naar overgebleven mensen steekt Abel de rivier over naar het vijandige Noorden. Uitgerekend daar vindt hij de enige andere mens die geen dier is geworden: de cynische, hatelijke Kat.
Veroordeeld tot elkaars gezelschap gaan ze op reis. Abel omdat hij andere mensen wil vinden, Kat omdat ze de zee wil zien, en allebei omdat ze willen weten wat er in hemelsnaam aan de hand is…