Frankrijk, het jaar '39 van de vorige eeuw. Op Montillac (bij Bordeaux) woont het gezin Delmas, vader, moeder en hun drie dochters. Léa, de middelste is degene om wie dit verhaal draait. Zij is een nogal vrijgevochten jongedame, geen meisje dat een blad voor haar mond neemt, geen studiebol, en niet fijngevoelig. Ze houdt van het landgoed van haar vader, van de vrijheid en de natuur, en schuwt het harde werk niet. Nu ze zeventien jaar oud is, merkt ze dat ze de jongemannen in haar omgeving om haar pink kan winden. Daar is Mathias, de zoon van de keldermeester; daar zijn Raoul en Jean, twee broers, buurjongens, maar daar is ook neef Laurent. En op die jongen heeft Léa haar zinnen gezet. Groot is haar teleurstelling als hij besluit te trouwen met Camille, omdat hun vaders dat graag willen, en Léa is dan ook vastbesloten om hem van mening te doen veranderen. Als ze haar verleidingskunsten op hem lost laat, is een man daar getuige van: François.
