Dit boek verhaalt over een achternichtje dat bij haar oudtante uit Finsterwolde, in een groot, oud huis komt te logeren en daar tijdens haar struinen -wanneer oudtante haar middagdutje doet- een bijzondere ontdekking doet op zolder. Het gaat onder andere over David (inmiddels in de negentig) die jarenlang ondergedoken heeft gezeten en over 'oudoom Eduardus' die een cruciale rol in diens leven heeft gespeeld. De zolder, het achternichtje, de zoon van de bakker en diens opa, oudtante Odile en de overleden oudoom Eduardus: ze vertegenwoordigen allemaal een onlosmakelijk puzzelstukje van de puzzel die het verhaal is waarbij uiteindelijk alle verhaallijnen bij elkaar komen. 'De zolder van mijn oudtante Odile' beschrijft in hoofdlijnen, twee geschiedenissen: éen van de tweede wereldoorlog en de tijd aansluitend daaraan en éen van het heden.
