Na te zijn ontkomen aan Duitse razzia's in de buurt van Waalwijk, zitten Auke, Frans en Klaas in de zomer van 1942 ondergedoken bij een turfgraver bij Sprang Capelle. In dat woeste gebied hebben ook joodse vluchtelingen en neergeschoten Britse piloten een schuilplaats gevonden. Nieuwe razzia's dreigen. Een pater brengt de 3 vriende vermomd als monniken naar de Nederlands-Belgische grens. En met rouwkleren aan verstopt in een begrafenisstoet weten ze België te bereiken. Daar doemen nieuwe gevaren op.