Louis van Schendel moest als jonge priester door de woeste kolking van de jaren zestig en zeventig. Als professor in de theologie in Qunaria (Zuid-Amerika) ontmoette hij superrijken als senor Alvarez, leed hij met de paupers van het getto van de hoofdstad als Rodriquez, Teresa en Corita, leerde hij studenten kennen als Jaime en Dalida, vakbondsmensen as Lopez en zijn vrouw Maria, guerrillero's als Manollo en Carlos. En juist als duizenden van zijn leeftijdsgenoten verdoolde hij in de theorieën, leerstellingen en levenswijzen van kerk, Kremlin en multinationals.
Hij geloofde rotsvast dat alleen een gewelddadige revolutie de mensen tot echte menselijkheid kon brengen. Maar toen hij zelf een rijke had neergeschoten, verafschuwde hij zijn daad...
De auteur tekent op meesterlijke wijze de tragiek van de gewetenswroeging.
Hij geloofde rotsvast dat alleen een gewelddadige revolutie de mensen tot echte menselijkheid kon brengen. Maar toen hij zelf een rijke had neergeschoten, verafschuwde hij zijn daad...
De auteur tekent op meesterlijke wijze de tragiek van de gewetenswroeging.