De jonge Evert werkt als dienstknecht op het kasteel van een hardvochtige en gemene hertogin. Zijn grote droom is om ridder te worden, maar de realiteit is wel even anders. Wanneer hij op een dag per ongeluk met de soep morst, geeft de hertogin hem als straf een haast onmogelijke opdracht: hij moet een goudkist opsporen die door een bende struikrovers werd gestolen. Zijn zoektocht voert hem naar het gevreesde bos van de zwarte ridders, waar de schat zich zou bevinden. Maar om zijn doel te bereiken zal hij moedig en sluw moeten zijn, want er wordt gefluisterd dat het bos behekst is en dat de zwarte ridders bovennatuurlijke krachten bezitten...