Het Dagende Niets pretendeert niet meer dan een beschrijving te zijn van een eerste, allereerste bewustwording in Zen.
Janwillem van de Wetering, discipel van een Japanse meester, beschrijft hoe hij na diens dood zijn training voortzet in Amerika. Ergens in een kleine nederzetting aan de kust van de Verenigde Staten, leert een meester zijn leerlingen hoe zij alleen maar iets kunnen bereiken door los te laten, terwijl - en dat is misschien het meest onbegrijpelijke van de methode van deze Boeddhistische sekte - zij steeds gedwongen worden hun uiterste best te doen.
De schrijver is geen heilige en het verhaal bevat, voor de Westerse godsdienstige manier van denken, geen onmiddellijk herkenbare aanknopingspunten.
Toch winnen, juist hiet in het Westen, de Boeddhistische ideeën van de onthechting, het Niets, het ongeborene, steeds meer grond en juist het 'losse', de vrijheid van tenminste een benadering van een volkomen ongebondenheid, schijnt ons steeds meer te fascineren.
Voor velen zal dit, hier en daar wat cynisch aandoende verhaal een verademing zijn en misschien zelfs aanleiding tot de conclusie dat het alledaagse leven een groot en prachtig mysterie is, een mysterie dat niet buiten ons om gaat maar waar wij, illusionaire eenheden, deel van uitmaken.
Zijn leven lang verdiepte Janwillem van de Wetering (bekend van de politieromans over Grijpstra en De Gier) zich in het zenboeddhisme. Hij schreef er ook een veelgeprezen en in het Engels vertaalde autobiografische trilogie over. "Het dagende niets" is het tweede deel van de trilogie, en vertelt over zijn verblijf in een Amerikaanse zen-klooster. Het verhaal start met een conflict. In Amerika stoot Van de Wetering op Peter, de erfgenaam van de oude meesters, met wie hij in Japan (zie deel 1, "De lege spiegel") een slechte ervaring had. Niettemin laat hij zich overtuigen om met Peter in contact te blijven en belandt zelfs in diens Zen-gemeenschap. Meer dan ooit zet Van de Wetering in op humor: zelden is een doodernstige zoektocht naar innerlijke onthechting zo hilarisch opgeschreven.
Spirituele autobiografie van de schrijver van \"Grijpstra en De Gier\".
Janwillem van de Wetering (1931-2008) was een Nederlandse schrijver, zakenman en avonturier. Hij woonde achtereenvolgens in Zuid-Afrika, waar hij zich bezighield met vastgoedzaken, in Japan, waar hij anderhalf jaar verbleef in een zen-klooster in Kyoto, en in Londen, waar hij een tijdlang filosofie studeerde. Hij was vertegenwoordiger van chemische producten in Colombia, visnetverkoper in Peru, en nietsnut in Australië. In plaats van zijn militaire dienst ging hij als reservist bij de Nederlandse politie. Hij raakte gecharmeerd van het politieberoep en klom op tot de rang van sergeant en inspecteur. In 1975 verhuisde hij naar Maine en besloot zich full-time aan het schrijven te wijden. In 1984 werd hij bekroond met de Franse Grand prix de littérature policière. Hij is vooral bekend door de boeken van Grijpstra en De Gier.
Janwillem van de Wetering, discipel van een Japanse meester, beschrijft hoe hij na diens dood zijn training voortzet in Amerika. Ergens in een kleine nederzetting aan de kust van de Verenigde Staten, leert een meester zijn leerlingen hoe zij alleen maar iets kunnen bereiken door los te laten, terwijl - en dat is misschien het meest onbegrijpelijke van de methode van deze Boeddhistische sekte - zij steeds gedwongen worden hun uiterste best te doen.
De schrijver is geen heilige en het verhaal bevat, voor de Westerse godsdienstige manier van denken, geen onmiddellijk herkenbare aanknopingspunten.
Toch winnen, juist hiet in het Westen, de Boeddhistische ideeën van de onthechting, het Niets, het ongeborene, steeds meer grond en juist het 'losse', de vrijheid van tenminste een benadering van een volkomen ongebondenheid, schijnt ons steeds meer te fascineren.
Voor velen zal dit, hier en daar wat cynisch aandoende verhaal een verademing zijn en misschien zelfs aanleiding tot de conclusie dat het alledaagse leven een groot en prachtig mysterie is, een mysterie dat niet buiten ons om gaat maar waar wij, illusionaire eenheden, deel van uitmaken.
Zijn leven lang verdiepte Janwillem van de Wetering (bekend van de politieromans over Grijpstra en De Gier) zich in het zenboeddhisme. Hij schreef er ook een veelgeprezen en in het Engels vertaalde autobiografische trilogie over. "Het dagende niets" is het tweede deel van de trilogie, en vertelt over zijn verblijf in een Amerikaanse zen-klooster. Het verhaal start met een conflict. In Amerika stoot Van de Wetering op Peter, de erfgenaam van de oude meesters, met wie hij in Japan (zie deel 1, "De lege spiegel") een slechte ervaring had. Niettemin laat hij zich overtuigen om met Peter in contact te blijven en belandt zelfs in diens Zen-gemeenschap. Meer dan ooit zet Van de Wetering in op humor: zelden is een doodernstige zoektocht naar innerlijke onthechting zo hilarisch opgeschreven.
Spirituele autobiografie van de schrijver van \"Grijpstra en De Gier\".
Janwillem van de Wetering (1931-2008) was een Nederlandse schrijver, zakenman en avonturier. Hij woonde achtereenvolgens in Zuid-Afrika, waar hij zich bezighield met vastgoedzaken, in Japan, waar hij anderhalf jaar verbleef in een zen-klooster in Kyoto, en in Londen, waar hij een tijdlang filosofie studeerde. Hij was vertegenwoordiger van chemische producten in Colombia, visnetverkoper in Peru, en nietsnut in Australië. In plaats van zijn militaire dienst ging hij als reservist bij de Nederlandse politie. Hij raakte gecharmeerd van het politieberoep en klom op tot de rang van sergeant en inspecteur. In 1975 verhuisde hij naar Maine en besloot zich full-time aan het schrijven te wijden. In 1984 werd hij bekroond met de Franse Grand prix de littérature policière. Hij is vooral bekend door de boeken van Grijpstra en De Gier.