In Kollektieve schuld beschrijft Edgar Cairo het leven van een uitgebreide creoolse familie die voorbereidingen treft voor een wintiprei, een rituele dansavond ter gelegenheid van de goden, de winti. In het gekoloniseerde Suriname mocht het christendom cynisch genoeg eerst niet worden ingevoerd. Maar toen het eenmaal moest, werd Winti, de natuurgodsdienst van de creolen, te vuur en te zwaard bestreden als barbaarse heidendom.
De racistische houding van de koloniale regering in Kollektieve schuld ten opzichte van alles wat ‘negerachtig’en ‘vernegerd’ was, bestond nog volop tot omstreeks het einde jaren zestig van de vorige eeuw. Centraal in de roman staat het zoeken naar geluk, het vinden van identiteit, verzoening van de creool met zijn beladen verleden. Kollektieve schuld is een razende roman waarin alle thema’s die er voor zwarte Nederlanders toe doen voorbij komen: de zwarte identiteit, winti, de trauma’s van de slavernij en het kolonialisme,schuld en schuldgevoel, slaafs en ook opstandig gedrag
Geen kind ben je, maar oud, stuk ouderdom. Geen kindgeschrei, toch blijft het bange zuchten in je hart, slechts moeiteloos bespied door blikken, eenzaam, uit het verborgene. Tijd meet je af, Marjana, aan de stemmen van je kinderen, kleinkinderen, kindskinderen, verzameld om je heen. Maar wat je morgen brengen zal? Niemand die weet het, weet het niet.
Voor deze gelegenheid is in de vierde druk bij wijze van nawoord een tweetal publicaties toegevoegd uit de Volkskrant van 1975 en 1976, jaren waarin persaandacht voor Surinaamse schrijvers zeker niet vanzelfsprekend was, van de hand van Jos Knipscheer (1945-1997), vanaf 1977 ook uitgever van Edgar Cairo.
