'Laat hem binnenkomen.' Maigret ging zitten, stopte twee of drie pijpen en beduidde de man die binnen werd geleid, om tegenover hem plaats te nemen. Toen hij hem van nabij bekeek, kwam hij tot de overtuiging dat de man vermoedelijk niet geslapen had, want hij had rode randen om zijn ogen, waarvan de pupillen schitterden. Hij had een intelligent uiterlijk, maar was blijkbaar geheel van de kook en hij wist niet hoe zijn verhaal te beginnen. 'Je zou kunnen zeggen dat ik gevlucht ben,' sprak hij nerveus met een bittere glimlach. 'Maar als ik schuldig was, waarvan ze overtuigd zijn, en als ik de bedoeling had om te vluchten, dan zou ik toch niet hier zijn, is het wel ?' 'Waarvan wordt u beschuldigd ?' 'Van de moord op Léonie Birard.' 'Wie beschuldigt u daarvan ?' 'Het hele dorp, min of meer openlijk... Ik weet dat u achter de waarheid kunt komen als u dat wilt... U bent op het land geboren, dat heb ik in een tijdschrift gelezen... U weet dus hoe het in een klein gehucht toegaat. Saint-André telt niet meer dan driehonderd inwoners....'