In deze band worden twee teksten van Martin Heidegger gepresenteerd. In 'Over het wezen van de grond' behandelt Heidegger de problematiek van de wijsgerige fundering. Een zeer belangrijke problematiek, omdat vele centrale filosofische en wetenschappelijke vragen uiteindelijk funderingsvragen zijn: vragen naar het waarom, waardoor, naar het doel, de zin, de mogelijkheidsvoorwaarden, de vooronderstellingen van waaruit, etc. De tekst is volgens Heideggers voorwoord ontstaan in 1928, kort na de voltooiing van zijn hoofdwerk Sein und Zeit. 'Over het wezen van de waarheid' is oorspronkelijk een voordracht geweest, die Heidegger vanaf de herfst van 1930 meermaals heeft gehouden. Deze tekst heeft een grote rol gespeeld in de Heidegger-interpretatie. De zogenaamde 'Kehre', de omslag die zich in Heideggers denken voltrokken zou hebben, zou hier voor het eerst aanwijsbaar zijn.
