Sinds de romantiek gaapt er een diepe kloof tussen kunst en maatschappij. Veel negentiende-eeuwse romantici keerden zich hartstochtelijk tegen de politiek en het burgerlijke vooruitgangsoptimisme. Een bondgenoot vonden zij in het Kwaad, dat door hen op een even rebelse als esthetische wijze werd gecultiveerd en dat de literatuur verrijkt met een verschrikkelijke schoonheid. Dezelfde combinatie zou een eeuw later terugkeren in het politieke engagement van de avant-garde, dat bij fascisme en communisme een alternatief zocht voor de nog altijd verafschuwde maar kennelijk onverwoestbare burgerlijke samenleving.
In deze essays over literatuur, politiek en het Kwaad verkent Arnold Heumakers de grensgebieden tussen literatuur en maatschappij. Aan de hand van beschouwingen over onder andere Sade, Bataille, Céline, Stendhal, Junger en Mulisch analyseert hij de momenten waarop beide werelden met elkaar botsen en geeft hij en passent een cultuurgeschiedenis van de twee eeuwen.
In deze essays over literatuur, politiek en het Kwaad verkent Arnold Heumakers de grensgebieden tussen literatuur en maatschappij. Aan de hand van beschouwingen over onder andere Sade, Bataille, Céline, Stendhal, Junger en Mulisch analyseert hij de momenten waarop beide werelden met elkaar botsen en geeft hij en passent een cultuurgeschiedenis van de twee eeuwen.