Huygens situeert het verhaal kort na de Vrede van Westfalen (1648), het verdrag dat een einde maakte aan de Tachtigjarige Oorlog. Daardoor gingen de handelsgrenzen tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden opnieuw open. Uit de proloog van Trijntje Cornelis leren we dat het gelijknamige hoofdpersonage een jonge schippersvrouw uit Zaandam is, die samen met haar echtgenoot Klaas Gerritszoon een handelsreis maakt naar Antwerpen. Terwijl Klaas en zijn knecht Kees hun vracht uitladen, maakt Trijn een wandeling door de stad. De calvinistische vrouw begrijpt echter niets van de katholieke zeden en de Antwerpse taal. Wanneer ze de Spaanse dwangburcht wil gaan bekijken, komt ze toevallig in een hoerenbuurt terecht. Daar begint het eerste bedrijf.