'Jij weet het nu – zeggen ze dan. Jij weet nu hoe het onbekende land eruitziet. Maar misschien weet je helemaal niets… Ik ga met jou nadenken over de plek waar jij nu bent. Ik wandel met jou langs allerlei posities die mensen innemen in hun denken over de dood.'
Dit schrijft de auteur in de proloog, een brief aan zijn vriend, nadat die dodelijk verongelukte. Hij zoekt helderheid in de verwarrende delta van visies op de dood, met als kernvraag: 'hoe belangrijk is het individu in het licht van de eeuwigheid?'
Dit boek is geschreven voor ieder die een dierbare verloor aan de dood. Het biedt perspectief voor hen die zich niet meer kunnen vinden in het traditionele hemelgeloof, maar evenmin genoegen nemen met ‘dood is dood’.